Faillissement ingrijpend voor beide partijen
Het aantal faillissementen in Nederland is de achterliggende vijf jaar sterk gestegen. In 2001 werden 5800 faillissementen uitgesproken. In 2004 lag het aantal faillissementen op ruim 9300. Zo’n hoog aantal is nog nooit voorgekomen. Naar schatting zal in 2005 het aantal faillissementen rond 9500 uitkomen.
Recente faillissementen van bedrijven in de gereformeerde gezindte laten zien dat helaas ook RMU-leden hierdoor getroffen kunnen worden. Wat betekent dat voor werknemers als de onderneming ’kopje-onder gaat’ en zij van de ene op de andere dag op straat komen te staan?
Als er, financieel gezien, donkere wolken komen drijven boven de werkgever, kunnen twee procedures gevolgd worden. Ten eerste kan er surseance van betaling worden gevraagd met de bedoeling om een daadwerkelijk faillissement te voorkomen. Dit betekent dat met instemming van de rechter de onderneming de betaling van opeisbare schulden mag opschorten. Door de rechter worden één of meerdere bewindvoerders benoemd, die samen met de ondernemer het vermogen gaan beheren. Vaak gaat een dergelijke situatie alsnog over in een faillissement.
Ten tweede kan een daadwerkelijk faillissement op verzoek van de eigenaar of op verzoek van één of meer schuldeisers worden uitgesproken door de rechter. Ook in die situatie wordt iemand aangesteld die het financieel beheer volledig overneemt: een curator. Feitelijk wordt er een gerechtelijk beslag gelegd op het gehele vermogen. De curator is de enige persoon die handelingsbevoegd is en hij zorgt voor vereffening van het vermogen. Soms zoekt de curator kandidaten voor overname van het bedrijf.
Bij een overname, voordat een faillissement ingaat, moet de nieuwe eigenaar ook de werknemers overnemen. Men blijft dan in dienst en krijgt loon van de nieuwe werkgever. Als de overname eerst ná het faillissement rondkomt, hoeft de nieuwe eigenaar de betrokkene alleen in dienst te houden als dat in zijn plannen past.
Maar een van de eerste daden van de curator zal zijn het toestemming vragen aan de rechter-commissaris om de werknemers te mogen ontslaan. De curator dient een opzegtermijn van maximaal zes weken in acht te nemen. Van belang is dan om als werknemer handelend op te treden. Verstuur een aangetekende brief naar de curator. Geef in deze brief aan waar men recht op meent te hebben. Dan kan het bijvoorbeeld gaan om (achterstallig) loon, ATV-uren en vakantiedagen, maar ook om vakantiegeld of pensioenpremie. Meld ook direct bij het UWV (Uitvoering Werknemersverzekeringen) dat de werkgever niet meer in staat is om het loon te betalen. Uiterlijk op de tweede werkdag nadat de curator ontslag heeft aangezegd, dient men zich te melden bij het CWI (Centrum voor Werk en Inkomen).
Als er sprake is van betalingsonmacht van de werkgever neemt het UWV- als iemand geen erkend gemoedsbezwaarde is- de loonbetaling over, de zogeheten faillissementsuitkering. De betrokkene krijgt van het UWV tot maximaal dertien weken vóór de datum van ontslag het eventuele achterstallige loon (inclusief overuren) uitbetaald. Ook tijdens de opzegtermijn krijgt iemand het loon doorbetaald. Vakantiegeld en vakantierechtwaarden krijgt men over maximaal één jaar vóór de laatste dag van de opzegtermijn. Onkostenvergoedingen en dergelijke, voorzover deze een vast onderdeel zijn van het inkomen en vastgelegd zijn in het arbeidscontract, worden uitbetaald.
Vindt iemand inmiddels ander werk, dan heeft dit geen gevolgen voor deze uitkering. Mocht men geen ander werk hebben gevonden, dan kan men in aanmerking komen voor een WW-uitkering. Tijdens de duur van deze uitkering kan in sommige gevallen de opbouw voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen worden voortgezet. De regeling geldt voor werknemers die op de eerste werkloosheidsdag 40 jaar of ouder zijn en die vóór de werkloosheid deelnemer waren in een pensioenregeling. Dit komt voor rekening van de stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP).
Kan een faillissement voorkomen worden? Niet altijd, maar van belang is wel om tijdig maatregelen te nemen en niet te wachten tot een van de schuldeisers het faillissement aanvraagt. Ook de werknemer kan een bijdrage leveren aan het voorkomen van een faillissement door bijvoorbeeld mee te denken in mogelijke kostenbesparingen en vergroting van de omzet. Vakorganisaties kunnen daarbij een wezenlijke rol vervullen door mede verantwoordelijkheid te nemen voor ingrijpende maatregelen als het terugdringen van het aantal medewerkers en het afsluiten van een sociaal plan voor deze groep.
Chris Baggerman is werkzaam als coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de RMU.