Film deed Papoea’s in ’56 koppensnellen
De Nederlandse overheid is verantwoordelijk voor de dood van 29 Papoea’s. Hun dood was het indirecte gevolg van filmopnamen in het toenmalige Nederlands Nieuw-Guinea.
Dat heeft het VPRO-programma Andere Tijden dinsdagavond gemeld.
Een Nederlandse filmploeg maakte in 1956 in opdracht van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) een propagandafilm. De overheid wilde met de film laten zien dat Nederland het beste voorhad met de vroegere kolonie. Het was volgens de officiële lezing de bedoeling om de Papoea’s voldoende culturele bagage mee te geven, zodat ze op den duur onafhankelijk van Nederland konden worden, zonder onder het Indonesische bestuur in Jakarta te vallen.
De propaganda was met name op de Verenigde Naties en de Amerikanen gericht, die vonden dat Nederland zijn laatste kolonie in Oost-Indië moest opgeven.
De filmploeg maakte opnamen van menselijke schedels, om te laten zien dat de Papoeacultuur onderontwikkeld zou zijn en dat het volk zich schuldig maakte aan koppensnellen en kannibalisme. Nederland had die praktijken officieel verboden.
Als onbedoeld gevolg van de filmopnamen pakte een betrokken Papoeastam zijn traditionele gewoonte echter weer op. Mogelijk dachten de Papoea’s dat het verbod op koppensnellen niet meer van kracht was. De stam viel een naburig dorp aan en bracht daar 29 mannen om het leven. De aanvallers sneden de hoofden van de lichamen. De lichamen werden gekookt en opgegeten.
Op de aanval volgde een strafexpeditie van Nederland. Daarbij schoten Nederlandse militairen een deel van een Papoeadorp in brand. De schedels en de lichamelijke resten werden in beslag genomen.
De toenmalige gouverneur van Nederlands Nieuw-Guinea drong er bij de Nederlandse regering in Den Haag op aan de slachtpartij onder geen beding in verband te brengen met de filmopnamen. Volgens Andere Tijden is het voor het eerst sinds 1956 dat de doofpot van de zogenoemde Ajam-affaire is opengegaan.
De Rijksvoorlichtingsdienst liet dinsdagavond weten nog geen reactie te kunnen geven op de beschuldiging. Een woordvoerder van de RVD zegt dat de VPRO hem niet van tevoren op de hoogte had gesteld van de inhoud van de uitzending. „Daarom is het nu nog te vroeg om er inhoudelijk op in te gaan”, aldus de woordvoerder.