Kritiek op Annan in olie–voor–voedselprogramma
Secretaris–generaal Kofi Annan van de Verenigde Naties heeft niet krachtdadig genoeg ingegrepen om mogelijke belangenverstrengeling van zijn zoon Kojo in het olie–voor–voedselprogramma voor Irak te voorkomen, maar heeft zich niet schuldig gemaakt aan corruptie.
Dat is de belangrijkste conclusie van een onafhankelijk onderzoek onder leiding van de voormalige Amerikaanse centrale–bankdirecteur Paul Volcker dat dinsdag aan Annan werd overhandigd.
Annan greep niet krachtdadig genoeg in bij de toekenning van een contract aan het Zwitserse bedrijf Cotecna Inspection S.A., waar zijn zoon in Afrika voor werkte, aldus het rapport, waar persbureau Associated Press inzage in heeft gehad. Kojo Annan valt te verwijten dat hij informatie over zijn werkzaamheden voor Cotecna heeft achtergehouden en dat hij zijn vader heeft misleid. Cotecna had informatie over de zoon van de secretaris–generaal openbaar moeten maken, aldus het rapport van de commissie–Volcker.
Er worden geen concrete beschuldigingen gedaan over verwijtbaar handelen door Kofi Annan, maar het rapport pleit de secretaris–generaal ook niet geheel vrij. Volgens de onderzoekscommissie had Annan tekortkomingen in de interne bureaucratie van de VN die problemen in het olie–voor–voedselprogramma veroorzaakten, moeten opmerken en verhelpen. Nu konden de problemen voortduren totdat de Amerikaanse invasie in Irak in 2003 een eind maakte aan het programma, dat de gevolgen van economische sancties tegen Irak draaglijker moest maken voor de bevolking. Annan zal naar verwachting op korte termijn reageren op het Volcker–rapport.
Het onderzoek van de commissie–Volcker komt een week nadat Annan een ingrijpende reorganisatie bij de VN aankondigde. De VN–organisatie wordt ook geplaagd door schandalen bij vredesoperaties, waar soldaten zich aan seksueel misbruik schuldig hebben gemaakt, en beschuldigingen van seksuele intimidatie en wanbeheer door topfunctionarissen. Annan zal blij zijn dat het rapport hem en zijn naaste medewerkers vrijpleit van corruptie, maar ook degenen die kritiek hebben op de manier waarop hij de VN–bureaucratie aanstuurt zullen hun twijfels of hij de aangewezen persoon is om de reorganisatie door te voeren, bevestigd zien.
Het olie–voor–voedselprogramma liep van 1996 tot 2003. De regering van Saddam Hussein mocht – als uitzondering op de na de invasie van Koeweit in 1990 ingestelde sancties – (aanvankelijk beperkte hoeveelheden) olie verkopen om humanitaire goederen aan te schaffen. Om steun voor opheffing van de sancties te winnen deelde het regime aan regeringsfunctionarissen, activisten, journalisten en VN–medewerkers vouchers voor Iraakse olie uit, die met winst konden worden verkocht. Volgens Amerikaanse onderzoekers heeft het regime op die wijze en met andere illegale methoden ruim 21 miljard dollar clandestien verdiend.
Het onderzoek van Volcker naar de zoon van Annan duurt voort, evenals dat naar Benon Sevan, de VN–functionaris die de leiding had over het olie–voor–voedselprogramma. In zijn eerste rapportage in februari beschuldigde Volcker Sevan van grove belangenverstrengeling en ‘ethisch onbehoorlijk’ gedrag dat de integriteit van de Verenigde Naties heeft ondermijnd. Volcker heeft voor halverwege de zomer een eindrapport beloofd.