Madrid is sinds 11 maart een verdeeld huis
Vanmorgen om 07.37 uur luidden in Madrid de klokken. Daarmee werd een jaar na dato de eerste bomaanslag op een forensentrein herdacht. Een jaar na de terreuraanslagen op in totaal vier treinen kampt de bevolking met trauma’s en bevat het onderzoek nog veel losse eindjes. Hoewel Spanjaarden de 11-M -zo heet in Spanje 11 maart 2004- als dag van nationale rouw beleven, maskeert hun eendracht de tegenstellingen en de polarisatie in de samenleving.
Vrijdag onthult de Spaanse koning Juan Carlos samen met de Marokkaanse vorst Mohammed VI in het Madrileense Retiro-park een herdenkingssteen bij een bos van 192 olijfbomen en cipressen - 191 ter herinnering aan de slachtoffers van vorig jaar en 1 ter nagedachtenis van een politieagent die in de jacht op terroristen op 3 april 2004 om het leven kwam.
Honderden gewonden zullen de verschrikkelijke gebeurtenissen van de 11e maart opnieuw beleven. Tal van mensen hebben vrijdag Madrid achter zich gelaten. Gekweld door angst en depressiviteit, willen ze niet geconfronteerd worden met die ene pikzwarte en bloedige dag uit de Spaanse geschiedenis.
Nog altijd lijden zo’n 3000 mensen aan psychische kwalen als gevolg van de terreuraanslagen. Tweehonderd lopen met verwondingen bij een arts en 749 mensen liepen een blijvend letsel op. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft 44 miljoen euro toegezegd aan schadeclaims en smartengeld. Zo’n 42,3 miljoen daarvan ging naar 380 nabestaanden van de 192 doden.
Minister van Binnenlandse Zaken José Antonio Alonso verzekerde de Spanjaarden ervan dat het land veel beter is gewapend tegen het moslimterrorisme dan een jaar geleden. Hij verwees naar de verbetering van de coördinatie bij de terrorismebestrijding, de uitbreiding van de diensten die aanslagen moeten voorkomen en de arrestaties die in verband met de terreuracties zijn verricht.
Tegelijkertijd adviseerde Alonso zijn landgenoten op hun hoede te blijven. Want ook hij weet van de voorzichtige onderzoeksconclusies die erop duiden dat Spanje een belangrijke uitvalsbasis van fundamentalistische terreurgroepen lijkt te zijn. „We moeten er rekening mee houden dat dit terrorisme ons op elk moment opnieuw kan treffen.” Hij verwees hiermee indirect naar de arrestatie van dertig mannen die worden verdacht van het voorbereiden van aanslagen in Madrid rond de herdenking van vrijdag.
Koning Mohammed weet zich vrijdag in Madrid belast met een heikele missie. Hij moet een verzoenend gebaar maken naar het buurland. Niet omdat acht slachtoffers uit Marokko kwamen, maar vooral omdat het merendeel van de daders van Marokkaanse origine is. Dinsdag is opnieuw een Marokkaan die betrokken zou zijn geweest bij de dodelijke bomaanslagen, opgepakt.
In totaal zijn nu 74 mensen die verdacht worden van betrokkenheid bij de aanslagen, aangehouden. Een harde kern van 22 man zit in voorarrest en enkele anderen verblijven in buitenlandse gevangenissen. Bijna alle verdachten zijn radicale moslims en de meesten komen uit Marokko.
Het onderzoek naar de aanslagen op de vier forensentreinen hapert op veel fronten. Zo kampt het team van onderzoeksrechter Del Olmo van de Audiencia Nacional, het speciale gerechtshof in Madrid, nog met een aantal vragen. Onder meer over de identiteit van de grote organisator van de aanslagen. Bovendien is een handjevol personen dat wordt verdacht van directe betrokkenheid bij de acties nog voortvluchtig en worden nog steeds nieuwe verdachten opgepakt. Del Olmo heeft intussen 111 ordners met 40.000 bladzijden aan bewijsmateriaal verzameld, die een rol zullen spelen in het grote proces dat begin volgend jaar van start moet gaan.
De krant El País publiceerde vorige week een schematisch overzicht van verdachten dat de onderzoekers naar de aanslagen hanteren. In dit schema komt Abu Duhan al-Afghani naar voren als de grote organisator. Al-Afghani presenteerde zich kort na de aanslagen op een videoband als de militaire leider in Europa van het terreurnetwerk al-Qaida. Hij stelde dat Spanje het doelwit van de aanslagen was omdat de toenmalige conservatieve regering van Aznar zich achter de interventie in Irak had geschaard. De Spaanse geheime dienst tast in het duister over de werkelijke identiteit van al-Afghani.
De 11e maart van 2004 heeft een aardschok teweeggebracht in de Spaanse maatschappij. Meer dan ooit zijn de politieke tegenstellingen verscherpt. Zo worden de herdenkingsplechtigheden in Madrid niet gesteund door de vereniging van slachtoffers van de 11e maart, AV-11M. Deze club schuwt alle plechtigheden en verzet zich tegen het klokgelui, omdat dit in schril contrast staat met de behoefte tot stilte en inkeer van overlevenden en nabestaanden. De andere, oudere vereniging van terreurslachtoffers (AVT) doet wel mee. Tot deze club behoren juist veel slachtoffers van de ETA-terreur.
De verenigingen worden in politiek opzicht tegen elkaar uitgespeeld. Men zegt dat AV-11M het speeltje is van de socialisten, die vorig jaar, drie dagen na de ramp, de parlementsverkiezingen wonnen. Daarentegen zou de AVT het domein zijn van de conservatieven, met als erelid oud-premier Aznar. Juist Aznar werd verweten dat hij te traag zou hebben gehandeld en in eerste instantie de ETA verantwoordelijk zou hebben gesteld voor de ramp. Zo heeft 11 maart 2004 ertoe geleid dat twee groepen elkaar niet meer kunnen vinden als slachtoffers van eenzelfde daad en eenzelfde pijn.
Verdeeldheid is ook aanwezig binnen de Spaanse moslimgemeenschap. Die omvat uiterst behoudende immigranten, verlichte bekeerlingen uit Spanje en ’moslimvagebonden’. Vorig jaar zei de woordvoerder van een van de grootste moskeeën in Madrid, Mohamed al-Afifi, tegenover deze krant dat „wij op zoek moeten gaan naar een eigen islam.” Uit dezelfde soort koker kwam donderdag het fatwa tegen de terreurdaden van Osama bin Laden en al-Qaida. Hierin keerde de Islamitische Commissie van Spanje zich uit naam van de islam en van de ongeveer 1 miljoen Spaanse moslims tegen de „terreurdaden van Osama bin Laden en zijn organisatie al-Qaida.”