De Nationale ombudsman heeft kritiek op de manier waarop de provincie Overijssel de schade afhandelt die is ontstaan langs Kanaal Almelo-De Haandrik. Volgens ombudsman Reinier van Zutphen is de provincie nog altijd „zeer terughoudend met het vergoeden van schade en onkosten”, worden afspraken „niet altijd nagekomen”, ervaren omwonenden van het kanaal „ongelijke behandeling” en is er „geen of een onduidelijk toekomstperspectief” voor de gedupeerden. De ombudsman schrijft dit in een brief aan gedeputeerde Martijn Dadema, binnen het provinciebestuur verantwoordelijk voor de afhandeling van het ‘kanaaldrama’.
Dadema zegt alle adviezen van de ombudsman „zeer ter harte” te nemen. „De insteek van de provincie is om het menselijker, makkelijker en milder te doen. Sinds het bezoek van de ombudsman aan het einde van dit voorjaar, hebben we flink wat stappen gezet.”
Nadat het 34 kilometer lange Kanaal Almelo-De Haandrik tussen 2011 en 2016 was uitgediept om het water toegankelijk te maken voor grotere schepen, kreeg de provincie ruim vierhonderd schademeldingen binnen van omwonenden. Zo verzakten huizen en ontstonden scheuren in muren. Over de afhandeling van de schades wordt al jarenlang gediscussieerd. Na bemiddeling door Mona Keijzer stelde Overijssel eind vorig jaar een andere, ruimhartigere aanpak op.
Oud-minister Arie Slob is dit voorjaar aangesteld als bestuurlijk kopstuk. Hij geeft zwaarwegend advies als een gedupeerde er met de provincie niet uitkomt over de schadeafhandeling. De provincie heeft extra geld uitgetrokken om schades te vergoeden, in totaal ongeveer 60 miljoen euro.
De Nationale ombudsman volgt het dossier al geruime tijd. Medewerkers van Van Zutphen bezochten in de afgelopen maanden het gebied en spraken twaalf bewoners, om een beeld te vormen van wat er leeft. De ombudsman heeft op basis daarvan de nodige aandachtspunten voor de provincie opgesteld. „De brief die nu is verstuurd, is vooral wat de ombudsman uit de huisbezoeken heeft opgehaald”, aldus een woordvoerster.