Polen stevent af op politieke aardverschuiving
In Polen loopt de regering van de Democratische Linkse Alliantie (SLD) op haar laatste benen en is de partij haar ondergang nabij. Minister van Economische Zaken Jerzy Hausner is inmiddels prominent lid van een nieuw opgerichte partij en ook premier Marek Belka overweegt zich bij deze formatie aan te sluiten.
De Polen hebben hun buik vol van de SLD, de opvolger van de vroegere Poolse Communistische Partij. Haalde de alliantie bij de vorige verkiezingen in 2001 nog 41 procent van de stemmen, bij de komende stembusgang later dit jaar komt de partij mogelijk niet verder dan 10 procent.
De erfenis van de SLD ligt voor het oprapen. Vorig jaar scheidde een deel van de partij zich af en richtte een nieuwe groepering op, de Poolse Sociaal-Democratie. Daarmee distantieerden de SLD-dissidenten zich openlijk van de moederpartij, die voortdurend wordt geplaagd door schandalen en aantijgingen van corruptie.
Het gewenste effect bleef echter uit. De Poolse Sociaal-Democratie deelde in de malaise van de SLD en zorgde slechts voor verdeeldheid in het linkse kamp. Dat leidde onder meer tot het voortijdige vertrek van minister-president Leszek Miller, die in mei vorig jaar werd opgevolgd door de meer technocratische Marek Belka.
Degenen die bij de teloorgang van de SLD flink garen sponnen, waren de partijen aan de rechterkant van het politieke spectrum, zoals Samoobrona (Zelfverdediging) van de populist Andrzej Lepper, de orthodox-rooms- katholieke, anti-Europese Liga van Poolse Gezinnen onder leiding van Roman Giertych en de Partij voor Recht en Gerechtheid (PiS) van de tweelingbroers Lech en Jaroslav Kaczynski. De PiS hielp onlangs nog voorkomen dat in de Sejm een nieuw debat over liberalisering van de Poolse abortuswet zou worden aangezwengeld. De partij deinst er daarnaast niet voor terug de Poolse bevolking te waarschuwen voor het ”Duitse gevaar”.
Naast deze min of meer extreme partijen is er het meer gematigde, centrumrechtse Burgerplatform (PO) van Jan Rokita. Toch is ook de PO, als gevolg van de stevige concurrentie op rechts, de afgelopen tijd radicalere standpunten gaan innemen. Zo diende de partij afgelopen herfst een verzoek in tot herinvoering van de doodstraf. De PO, die volgens een peiling van het Poolse Newsweek met 24 procent van de stemmen op dit moment de meeste populariteit geniet, zou na de verkiezingen het liefst in zee gaan met de PiS, die kan rekenen op zo’n 15 procent van de stemmen.
De buit voor de PO is echter nog niet binnen, aangezien de partij wel eens flinke concurrentie zou kunnen krijgen van een nieuwkomer die het gat in het politieke midden probeert te vullen: de Democratische Partij. De PD zou nu al goed zou zijn voor 12 procent van de stemmen. De nieuwe formatie werd vorige week opgericht door Polens eerste postcommunistische premier, Tadeusz Mazowiecki, samen met huidig minister van Economische Zaken Hausner. Die zegde in januari het lidmaatschap van de SLD op.
In feite is de PD een doorstart van de Vrijheidsunie, een partij die in de jaren negentig een belangrijke factor in de Poolse politiek vormde, maar sinds 2001 niet meer in het parlement is vertegenwoordigd. Leider van de unie was Vladislav Frasyniuk, activist binnen de Poolse vakbeweging, die ook nu een prominente plaats binnen de PD inneemt. Ook Jaroslaw Walesa, zoon van ex-president Lech Walesa, heeft zijn steun aan de nieuwe partij betuigd.
De PD is een unieke creatie, aangezien voormalige tegenstanders nu in één partij worden verenigd. De nieuwe partij wil binnen de restanten van de Vrijheidsunie -een erfenis van de anticommunistische vakbond Solidarinosc- politici van de postcommunistische SLD integreren. Op die manier moet teleurgestelde SLD-kiezers die het ook bij de uitgesproken rechtse partijen niet kunnen vinden, een nieuw onderdak worden geboden.
Een van de belangrijkste programmapunten van de PD is ondubbelzinnige instemming met integratie van Polen in de Europese Unie. Daarmee lijkt de partij te kunnen profiteren van een opvallend stabiele pro-Europese instelling, die op dit moment in Polen valt waar te nemen.
De vraag die de Poolse politiek vooral bezighoudt, is wanneer de rechtse partijen hun fictieve winst concreet kunnen omzetten in zetels. Het antwoord op die vraag lijkt in handen te liggen van Marek Belka. De premier -die vorige week in een interview met het tijdschrift Polityka eveneens op een overstap naar de PD zinspeelde- wil nieuwe parlementsverkiezingen op 19 juni. Dat is echter tegen het zere been van zijn eigen parlementariërs, die de rit tot de herfst willen uitzitten - wetende dat de meesten van hen niet in de Sejm zullen terugkeren.
Om zijn zin door te drijven kan Belka twee dingen doen: het ontslag van zijn regering aanbieden -zoals de rechtse partijen herhaaldelijk hebben geëist- of overstappen naar de PD, waardoor hij in het parlement de steun van de SLD verliest. Vooralsnog heeft de premier van deze opties geen gebruikgemaakt. Onduidelijk is waarom. Waarnemers veronderstellen echter dat Belka eerst van de rechtse partijen de garantie wil dat -mochten zij in juni de parlementsverkiezingen winnen- het referendum over de Europese grondwet in het najaar gewoon doorgaat en samenvalt met de presidentsverkiezingen.
De linkse -pro-Europese- partijen willen aan deze ’gelijktijdigheid’ vasthouden omdat ze zo veel mogelijk mensen naar de stembus willen krijgen. In Polen is voor een geldige uitslag van een referendum een minimumopkomst van 50 procent vereist. Tegelijk hoopt links dat de kiezers dan voor een pro-Europese -linkse- partijkandidaat zullen stemmen. Om de omgekeerde reden moeten de rechtse partijen van deze constructie uiteraard niets hebben.