Het is begrijpelijk dat de vakbonden en werkgevers aan de cao-tafel beslissen over wat een zwaar beroep is, zegt hoogleraar arbeidsmarkt en sociale zekerheid Pierre Koning van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). „Een lijst met zware beroepen is zo’n complexe discussie. Vanuit het ministerie gezien is het makkelijker om dat weer aan de sociale partners over te laten.”
Vakbonden, werkgevers en het kabinet hebben een akkoord bereikt over een „structurele en gerichte” vroegpensioenregeling voor mensen met zwaar werk. De definitie over wat een zwaar beroep is, kun je nooit goed helder krijgen, denkt Koning. Wel kan de overheid zorgen dat er randvoorwaarden zijn, zodat er „niet te gekke dingen gebeuren”.
Het is goed dat er een regeling is voor mensen met een laag inkomen die aan het eind van hun carrière iets eerder willen stoppen, stelt de hoogleraar voorop. Maar als je daar heel duidelijk beroepen aan probeert te koppelen, „loop je snel een moeras in”, zegt hij. „Het is slim van de overheid om niet zelf te ver voor de troepen uit te lopen over wat nu precies een zwaar beroep is.”
Dat kan wel tot „rare” situaties leiden, geeft hij toe. „Bij de ene cao geldt het voor iedereen die aan een inkomenseis voldoet en dertig jaar heeft gewerkt, bij de ander is het gekoppeld aan een beroep, of alleen aan inkomen. Al die verschillen zijn een beetje lelijk, maar ik denk niet dat je het helemaal kunt voorkomen.”
In de huidige regeling kunnen sociale partners afspraken maken voor specifieke groepen werknemers van wie zij menen dat de zwaarte van het werk, in combinatie met de opgelopen AOW-leeftijd, het moeilijk maakt om door te werken tot pensioen. Die loopt eind volgend jaar af.
Bijzonder hoogleraar arbeidsmarkt, pensioenen en belasting Bastiaan Starink van Tilburg University en partner bij PwC, denkt dat „het deels vergelijkbaar blijft met de huidige situatie”. Per cao worden nu andere afspraken gemaakt, denkt hij, die telkens het resultaat zijn van onderhandeling. „Ik denk dat er verschillen blijven. Dat is onontkomelijk.”