Zuid-Holland geeft kleine kernen meer ruimte om huizen te bouwen
De provincie Zuid-Holland geeft meer plattelandskernen de mogelijkheid om makkelijker uit te breiden. Het college van Gedeputeerde Staten wilde alleen dorpen met tussen de 250 en 2000 inwoners die extra ruimte geven voor ‘een straatje erbij’, oftewel het bouwen van woningen aan de rand van de kern. Op verzoek van een meerderheid van Provinciale Staten (33-19) wordt dat uitgebreid naar kernen met maximaal 10.000 inwoners.
Dorpen van deze grootte mogen zonder al te hoge eisen op maximaal 1,5 hectare huizen bouwen. Voorwaarde is wel dat dit gebeurt op plekken waar het kan en waar het bijdraagt aan de vitaliteit en leefbaarheid. Door nieuwe huizen te bouwen, moet voorkomen worden dat vooral op het platteland jongeren de kernen verlaten. Ouderen kunnen juist makkelijker binnen het eigen dorp verhuizen.
In het coalitieakkoord hadden GroenLinks-PvdA, BBB, VVD en CDA afgesproken dat een ‘straatje erbij’ maximaal vijftig huizen zou zijn, maar dat laat de provincie nu los. „Als op die 1,5 hectare honderd woningen kunnen worden gebouwd, hoort u ons niet klagen”, zei gedeputeerde Anne Koning (wonen, GroenLinks-PvdA).
„We moeten in Zuid-Holland tot en met 2030 bijna 250.000 woningen bouwen, dat is ‘a hell of a job’. Dan moet je daar eigenlijk alle ruimte voor gebruiken die we kunnen benutten”, zei VVD-Statenlid Peter van Waaij. Het Planbureau voor de Leefomgeving berekende eerder dit jaar dat er in Zuid-Holland ongeveer 7000 woningen bij kunnen komen via het principe van ‘straatje erbij’. Dat kunnen er wat meer worden - tussen de 8000 en 10.000 - nu de provincie de definitie verruimt.
Vooral plattelandsgemeenten hadden de provincie gevraagd om meer ruimte te krijgen voor kleinschalige woningprojecten. Het voorstel van de coalitiepartijen VVD en CDA om kernen van maximaal 10.000 in plaats van 2000 inwoners de mogelijkheid te geven om makkelijker uit te breiden, kreeg steun van onder meer de BBB. GroenLinks-PvdA, de grootste fractie in Zuid-Holland, stemde tegen. „Uiteraard zijn we vóór woningbouw, maar we vinden dat het college hiervoor al voldoende instrumenten heeft”, zei Statenlid Camille de Luca Schwartz.