Italië beschuldigt VS van schietpartij Irak
Italië heeft dinsdag beklemtoond dat de Verenigde Staten de daders identificeren en straffen die vrijdag bij Bagdad een Italiaanse geheim agent doodschoten en een vrijgelaten gijzelaar verwondden.
Amerikaanse zegslieden hebben herhaald dat militairen op de Italianen schoten, omdat ze erg hard reden en niet reageerden op stoptekens. De Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken Fini bestreed dat dinsdag fel.
Hij zei dat het beschoten voertuig slechts veertig kilometer per uur reed voor dat het stilhield voor een plotseling op de auto gerichte schijnwerper. Toen pas openden de Amerikanen het vuur op de auto, aldus Fini.
Hij zei voorts dat geheim agent Nicola Calipari alle noodzakelijke contacten met de Amerikanen had gelegd voor zijn tocht van Bagdad naar de luchthaven ten zuiden van de Iraakse hoofdstad met de net vrijgelaten journaliste Giuliana Sgrena. Washington ontkent dat. De eerste bevindingen van het Amerikaanse onderzoek naar de toedracht van de schietpartij zijn volgens de Amerikaanse autoriteiten in Bagdad over drie tot vier weken te verwachten.
De radicale groep die de Italiaanse gijzelaar Sgrena via bemiddeling van de agent Calipari vrijliet, heeft dinsdag stellig ontkend dat ze losgeld heeft geïncasseerd. Het Islamitische Leger in Irak stelde op een videoband dat het aanvaarden van losgeld tegen de principes van deze verzetsgroep is.
Italiaanse media schatten dat Calipari zeker 6 miljoen euro heeft betaald om Sgrena vrij te krijgen. Sgrena wordt nog steeds in een Italiaans ziekenhuis verpleegd. Ze heeft daar laten weten de Amerikanen van opzet te verdenken omdat die faliekant tegen het betalen van losgeld aan Iraakse ontvoerders zijn.
Ontvoering is een vaak lonende misdaad in Irak waar tal van bemiddelde Irakezen en bijvoorbeeld Turkse, Libanese of Egyptische arbeiders en zakenlieden worden ontvoerd en voor geld weer vrijgelaten. Dinsdag zijn volgens de Iraakse politie vijf medewerkers van de Amerikaanse onderneming Bechtel in Noord–Irak ontvoerd. Het gaat waarschijnlijk om Irakezen. Pas nog betaalde de familie van een vrijdag in Irak ontvoerde Jordaanse zakenman 100.000 dollar aan de ontvoerders die hem vervolgens vrijlieten.
Het geweld in Irak heeft ook een politieke achtergrond. Zeker 1300 politiemensen zijn in de afgelopen anderhalf jaar vermoord, omdat ze als gezagsdragers zouden heulen met de bezetters. De misdaden volgen elkaar in hoog tempo op.
Dinsdag werd bijvoorbeeld een directeur van de Iraakse immigratiedienst, generaal Ghazi Mohammed Issa, door gemaskerde mannen in Bagdad vermoord. Hij zou naar Iran gaan om er over Iraakse vluchtelingen daar spreken. Circa driehonderd kilometer ten noorden van Bagdad werd dinsdag een kolonel van de politie vermoord, tachtig kilometer verder naar het noorden schoten onbekende daders een hoge politieofficier en zijn chauffeur dood. Ten westen van Mosul is dinsdag het lijk gevonden van een zoon van een van de politiecommandanten van deze stad.
Ongeveer veertig kilometer ten zuiden van Bagdad heeft de politie de onthoofde lichamen gevonden van vijftien mensen, zo deelde ze dinsdag mee. Het is niet bekend om wie het gaat maar de politie zocht naar verdwenen sjiitische pelgrims toen ze de gruwelijke vondst deed in een voormalige kazerne bij Latifiyah. De streek rond deze plaats is berucht door vele verdwijningen en ontvoeringen.
Tussen maandag– en dinsdagavond zijn minstens dertig mensen door geweld omgekomen in Irak onder wie een tiental strijders met wie Amerikaans soldaten in gevecht raakten. De laatsten meldden meer dan vijftig verdachten te hebben gearresteerd op dinsdag.
De Iraakse interim–leiders hebben ondertussen nog steeds geen regeringsploeg gevormd op basis van de verkiezingen van januari. De onderhandelingen slepen zich achter de schermen voort. Wanneer daar op 16 maart nog niets uit is voortgekomen dan moet een zitting van het parlement proberen een doorbraak te forceren volgens de interim–vice–premier Barham Salih. Maar mogelijk is het dan toch rond met als meest waarschijnlijke, vooral ceremoniële, president de Koerdische Irakees Jalal Talabani en de sjiiet Ibrahim Jaafari als machtig regeringsleider.