Volgens Labour is het niet meer van deze tijd om mensen met een adellijke titel zomaar een zetel te geven. De partij vindt volgens het partijprogramma dat sommigen wel nuttig werk hebben geleverd, maar dat te veel van hen weinig toevoegen aan de democratie.

Lange tijd hadden honderden aristocraten recht op een plaats in het Britse Hogerhuis. Ze mochten daar spreken en stemmen, net als de andere leden. In 1999 werd daar een einde aan gemaakt. Sindsdien worden uit een groep van in totaal ongeveer achthonderd mensen 92 leden gekozen.

Thomas Galloway Dunlop du Roy de Blicquy Galbraith, die de titel baron Strathclyde draagt, sprak in het Hogerhuis van een „aanmatigende, goedkope politieke daad”. Volgens hem gaat het om „enkele van onze meest verantwoordelijke en ervaren” leden. De Conservatieve baron Forsyth of Drumlean zei dat Labour met de maatregel de Conservatieve oppositie probeert tegen te werken.

Niet alle edellieden kwamen voor zo’n plek in aanmerking. Het gaat alleen om zogenoemde ‘hereditary peers’. Dat zijn hertogen, markiezen, graven, burggraven en baronnen die hun titels erven. Momenteel zetelen uit deze groep uitsluitend witte mannen in het Hogerhuis, veelal ouder dan 70. Twee van hen zijn aangesloten bij Labour, de rest is Conservatief, Liberal Democrat of onafhankelijk.