Oud goud – gesprekken met musici: organist en dirigent Harm Hoeve
Net als eerdere jaren, diept de muziekredactie deze zomermaanden een serie oude interviews met musici op uit het archief van de krant. Onder de noemer ”Oud goud” krijgen de gesprekken met dirigenten, organisten en een cellist een nieuw leven. Vandaag deel 4: Jan van ’t Hul had in augustus 1991 een interview met organist en dirigent Harm Hoeve: ”Het liefst doe ik eigenlijk van alles wat”.
Hij is gereformeerd vrijgemaakt en staat als dirigent voor het Noordermannenkoor van de gereformeerde gemeente te Rijssen. Hij won al eens een prijs op het Internationaal Albert Schweitzer Orgelfestival te Deventer, maar hoort op een synthesizer ook mooie dingen. Piet Kee acht hij hoog, Feike Asma en Klaas Jan Mulder staan ook op dat niveau. Eigenlijk waardeert hij alles, als het maar kwaliteit heeft. Harm Hoeve uit Rouveen.
Harm Hoeve is een van de aankomende organisten en geeft als zodanig hier en daar reeds concerten. Hoe stelt hij het programma samen? „Het type orgel is in grote lijnen bepalend voor je repertoire. Het liefst speel ik een gemengd programma, dus met barok, romantiek en een hedendaags werk. Maar wat is modern? Sommigen vinden Gordon Young al modern. Ik begin en sluit graag met een liedbewerking. De mensen die een orgelconcert bezoeken, horen dat graag en ik vind het zelf ook mooi. Je bent toch niet voor niets in een kerk. Dat speelt ook mee. Misschien wil ik er wel iets mee uitdragen.”
Oude muziek
„Het orgel heeft voor mij twee gezichten. Het is in de eerste plaats een kerkelijk instrument. In de tweede plaats is het ook een gewoon, seculier muziekinstrument. Ik voel meer voor de mix. Kijk, vorig jaar heb ik meegedaan aan de Orgelestafette van het Festival Oude Muziek in Utrecht. Daar speel je geen koraalbewerkingen van Asma natuurlijk. Ik speelde daar een Bachprogramma. Je houdt rekening met de wensen van het publiek.”
Wat is de norm? Waar het volk om vraagt?
„Niet tot in het oneindige. Ik heb in Heemse bijvoorbeeld het Berceuse van Vierne gespeeld. Velen vinden dat moeilijk verteerbaar, maar één zo’n stukje moet toch kunnen, vind ik. Is dat opvoeden? Als je vaak naar Bach gaat luisteren, ga je dat toch ook waarderen. Je moet er dus soms best wel wat moeite voor doen. Niet alleen maar de populaire werken spelen. Ik heb geen behoefte aan specialisatie in deze of in die stijlperiode. Het liefste doe ik van alles wat. Dat sluit nog niet uit dat je je licht opsteekt bij specialisten in een bepaalde stijlperiode. Je moet wel proberen om datgene wat je speelt, zo stijlgetrouw mogelijk te benaderen.”
Stijlen
Dan zeggen sommigen misschien: Het is met die Harm Hoeve vlees noch vis.
„Dat gevaar bestaat. Misschien ben ik er over tien jaar wèl aan toe om duidelijk richting te kiezen. Maar kijk, je hebt in Nederland heel verschillende organisten. Ik heb net de nieuwe cd met koraalbewerkingen gehoord van Peter Eilander. Hij speelt Psalm 138 en dan zeggen anderen misschien dat de kerktoonsoort verdwenen is. Maar ik zeg: Het is maar waar je voor kiest. Als het maar smaakvol is. Het moet muziek-grammaticaal goed in elkaar zitten. Dat is een stukje vakmanschap, dat is je ambacht. Geen quintparallelen of octaafparallellen dus. Van Eilander heb ik buitengewoon genoten, maar de improvisaties van bijvoorbeeld Klaas Bolt vind ik ook prachtig.
Pas hoorde ik een organist die maakte nogal wat fouten. Maar hij speelde met vuur. En dat vind ik belangrijker. Hoe breng je het. Sta je vierkant achter wat je doet? Ik hoor wel eens organisten heel netjes spelen, maar er komt niets over.
Ik ben groot geworden met Feike Asma, Klaas Jan Mulder en Willem Hendrik Zwart in de Bovenkerk. Dat was anderhalf uur op het fietsje. Ik denk daar nog met veel waardering aan terug. Dat waren mensen die je gevoel voor orgelspelen bijbrachten. Toen Zwart zijn Psalm 25 uitgaf, dat was wat! Uit school direct achter je orgel. Psalm 25 spelen. Er was geen mooier stuk. En ik speel het nog wel eens. Het heeft structuur, er is over nagedacht en het heeft een leuk, goed passend motief.”
Samenzang
„Moet je Zwart op zo’n Theologische-Hogeschooldag samenzang horen begeleiden. Prachtig. Maar zoals Klaas Bolt het deed, vind ik ook mooi.”
En op wie lijkt Hoeve?
„De ene keer op Zwart, de andere keer op Bolt, de derde keer op Klaas Jan Mulder. Kijk, in een klein kerkje met tachtig man ga je niet op de manier van Zwart spelen. Dat klinkt dan niet. Maar als je 700, 800 mensen in de kerk hebt, dan gaat het juist op die manier toch wel heel erg mooi. En als je het orgel er voor hebt, vind ik zo’n bibber ook mooi op z’n tijd. Klaas Bolt ging ook wel eens voor zijn plezier naar de Bovenkerk om naar Zwart te luisteren, heb ik wel eens gehoord.
Spelen in de eredienst moet wel stijlvol zijn. Verzorgd. En letten op de tekst, weten wat je doet. En in het uitleidend orgelspel aansluiten op de prediking, ja, daar houd ik van.”
U geeft ook concerten met orgel en synthesizer. Gaat dat écht samen, die twee?
„Dat moet u niet te serieus opvatten. Het was meer een geintje, samen met Johan Bredewout. Er zit een drummetje onder, maar heel zachtjes, tsjoek, tsjoek. Wij zijn geen Kajem. Aan de andere kant, als je het heel gewetensvol doet, is het toch ook wel mooi. We hebben eens samen de Toccata van Driffill gespeeld, maar dan moet er heel wat gebeuren hoor op zo’n synthesizer. Dat doe je niet zomaar eventjes.”
Waar ligt de grens tussen ernstige/- klassieke en populaire muziek?
„Die scheiding is er volgens mij niet. Ook op populaire muziek moet je goed je best doen. Dat moet ook kwaliteit hebben. Ik hoor liever een goed stuk populaire muziek dan iemand die meent dat hij een stukje van Jan Zwart wel even voor de vuist weg spelen kan. Dat vind ik erg. Dat geknoei.”
Maar ook kwalitatief goede populaire muziek zal in zichzelf verwerpelijk zijn.
„Dan speel ik dat ook niet. Maar je kunt misschien wel klassieke werken op een populaire manier brengen. Hoe heeft Bach iets bedoeld? Niemand die dat weet en in die tijd was het overnemen van andermans thema’s en leuke motiefjes heel gewoon. Neem nou Handel. Hij improviseerde er van alles bij. Wie in die tijd speelde wat er stond, was geen goede muzikant. Busoni heeft Bach bewerkt voor piano. Bach heeft dat zo niet bedoeld, maar de bewerking is heel goed, heel gewetensvol. Horowitz speelde de “Stars and stripes forever”, geschreven voor militair orkest, in een bewerking voor piano. Maar muzikaal!"
Authentiek
Hoe speelt Hoeve Bach?
„Niet zoals Asma. Asma mocht dat zo doen, maar ik niet, vind ik. Bach speel ik wat conservatorium-achtig".
Huh?
,Eh, niet alles gebonden. Geen romantisch legato, meer baroklegato. Ik volg de stroming die alles zo authentiek mogelijk gespeeld wil hebben met belangstelling. Je moet proberen de werkelijkheid zo dicht mogelijk benaderen, maar ook weer niet overdrijven. Want niemand weet écht zeker hoe het moet. Je moet werken aan een goede smaak en weten wat muzikaal verantwoord is. Bovendien moet je jezelf zijn. We hoeven niet allemaal kopieën van elkaar te worden. Leve de diversiteit.”
Hoe gaat het met het Noordermannenkoor?
„Goed. Ik had nooit gedacht dat ik dit koor zou krijgen. Er is een goede inzet, een goede opkomst. We hebben 105 leden. Er wordt hard gewerkt aan dynamiek, aan koorvorming, aan zuiverheid, aan muziektheorie, aan voordracht. We moeten leren om grote zinnen, grote bogen te zingen. Maar 't gaat echt lekker.”