Kerk & religieKerkgeschiedenis

Joseph Hall noemde Dordt een hemelse synode

„Eet je boeken maar op.” Meer troost heeft een schikkingscommissie niet te bieden aan Joseph Hall. Hij is zojuist verdreven van zijn preekstoel in Norwich, maar ook uit zijn woning. Bijna zijn hele inkomen valt weg. De fraaie kathedraal en zijn bisschop zijn slachtoffer geworden van een soort beeldenstorm door puriteinen, gesteund door de regering.

Anton Stam
6 July 2024 09:43
Ingekleurde gravure van Joseph Hall, met de penning van Dordt. beeld David A. Berwick
Ingekleurde gravure van Joseph Hall, met de penning van Dordt. beeld David A. Berwick

Zijn verdrijving als anglicaans bisschop is voor Hall hét dieptepunt van zijn leven geweest. Een scherpe tegenstelling met de hoogtepunten die hij heeft meegemaakt. Het begint al met zijn universitaire studie aan Emmanuel College in Cambridge, een bolwerk van puritanisme. Schijnbaar moeiteloos haalt hij zijn graden en al op zijn 21e is hij er docent.

Na zijn priesterwijding heeft hij het korte tijd moeilijk. Een edelman die hem als huisgeestelijke heeft aangetrokken, betaalt hem slecht. Maar daarna gaat het in stijgende lijn. Hij gaat als theoloog mee op belangrijke reizen naar het continent. Kroonprins Henry benoemt hem tot roulerend hofprediker (één maand per jaar), waardoor hij tot op het hoogste niveau contacten krijgt.

Voormalige Dolphin Inn in Heigham, laatste woning van Hall. beeld flickr.com

Koning James I (die opdracht gaf voor de vertaling van de King James Bijbel) neemt hem en zijn toekomstige tegenspeler Laud mee als adviseurs naar godsdienstgesprekken in Perth. De koning wil de Schotse presbyterianen diverse anglicaanse grondregels opdringen.

Naar Dordt

En weer een jaar later komt het voorlopig absolute hoogtepunt in Halls carrière: koning James benoemt hem en vier anderen tot deelnemer aan de synode in Dordrecht. Op die synode van 1618-1619, geleid door zijn studievriend Bogerman, voelt Hall zich geweldig thuis. Hij noemt het „een hemelse vergadering”. Op de zestiende zitting houdt hij daar een preek, die in de acta is opgenomen. De tekst, „Wees niet al te rechtvaardig, en houd uzelf niet al te wijs” (Pred. 7:16), zegt wat over het karakter en de opstelling van Hall, die als een mild, maar niet verwekelijkt persoon bekend geworden is. Helaas moet Hall Dordt al spoedig verlaten wegens gezondheidsproblemen. De grote gouden penning die hij uit waardering krijgt –de andere Engelse deelnemers zouden een zilveren penning met gouden ketting krijgen– heeft hij altijd als een kostbaar kleinood gekoesterd. Dat doet het Fitzwilliam Museum in Cambridge nog steeds.

Zijn benoeming in 1627 tot bisschop van de stad Exeter door de dan regerende vorst, Charles I, betekent een grote promotie. En dan volgt in 1641 Norwich, zijn laatste standplaats. Op het moment van benoeming is Hall echter geen vrij man. Engeland verkeert inmiddels in de burgeroorlogen tussen koningsgezinden en de parlementsgezinden onder Oliver Cromwell. Steeds luider klinkt in het land en in het Lagerhuis de stem van de puriteinen, afkerig van de bisschoppelijke kerkregering, waarvan Hall juist steeds het goddelijk recht heeft bepleit.

In de Tower

Op zekere dag belet een mensenmenigte de bisschoppen ruw de toegang tot het Hogerhuis. Elf van hen, inclusief Hall, belanden zelfs voor enige maanden in de Tower van Londen, op beschuldiging van hoogverraad, met verbeurdverklaring van hun land en inkomsten.

Joseph Hall, ca. 1640. beeld Mary Evans Picture Library

Had Hall dan niet een grondige weerlegging van het rooms-katholicisme gepubliceerd? Had hij in de polemiek met arminianen niet geprobeerd de leer zoals verwoord in de Dordtse Leerregels, ingang te doen vinden in de Kerk van Engeland? Waren zijn Bijbeladviezen niet waardevol geweest? Jazeker. De puriteinen vinden evenwel dat hij de paus zwaarder had moeten beschuldigen. Dat hij eveneens krachtig stelling had moeten nemen tegen het anglicanisme en tegen de koning. De beschuldigingen zouden leiden tot zijn veroordeling als een van de „misdadige” geestelijken op 1 april 1643.

Maar zover is het nog niet. Na zijn vrijlating uit de Tower kan Hall in het derde kwartaal van 1642 eindelijk als bisschop van Norwich geïnstalleerd worden. Hij wordt daar met dankbaarheid verwelkomd en zijn preken vinden een goed onthaal.

Verdreven

Weldra echter bereikt de Londense veroordeling Norwich. Op 12 mei, slechts korte tijd na zijn installering, verdrijft een opgezweepte menigte Hall uit de kathedraal en uit het bisschoppelijk paleis. De kathedraal wordt zwaar beschadigd door de ‘beeldenstormers’. Een van inkomsten beroofde Hall krijgt het advies „zijn boeken dan maar op te eten”. Grote troost is dat het gezin –met onvoorziene steun van weldoeners– onderdak kan vinden in een geschikt pand in het gehucht Heigham, tegenwoordig een deel van Norwich. Omdat geen opvolger is aangewezen (het parlement schafte het episcopaat in 1646 zelfs helemaal af), verricht Hall nog steeds wijdingen van anglicanen in de regio. Ook blijft hij publiceren en doet hij dertien jaar dienst als hulppriester. Hij weet zelfs weer een klein kapitaaltje bij elkaar te sparen, waarin hij tot op hoge leeftijd de armen in het gehucht laat delen. Iedere week zien zij hem, leunend op zijn stok, aankomen.

Van St Bartholomew in Heigham, eerste begraafplaats van Hall, is alleen de toren over. beeld Wikimedia

Hall wordt in Heigham begraven in de kerk St Bartholomew, die in de Tweede Wereldoorlog zwaar is gebombardeerd. Meer dan 300 jaar na zijn dood worden de weinige overblijfselen van Halls lichaam op 21 mei 1975 plechtig bijgezet in een graf onmiddellijk buiten de kathedraalmuren in Norwich.

Nalatenschap

„Zijn eigen werken vormen zijn beste grafmonument”, had zijn lijfarts en vertrouweling na Halls vredige overlijden geschreven. Dat was toen al waar en is later alleen maar bevestigd. Begin 19e eeuw nog verschijnt er in Engeland een bundeling van zijn complete theologische oeuvre in tien delen. Als student al had hij veel gepubliceerd, voornamelijk satire van een hoog niveau en poëzie. Na zijn priesterwijding in 1600 publiceert hij echter vrijwel uitsluitend dogmatische en meditatieve werken. Hij is vooral bekend geworden om zijn bundels geestelijke meditaties (”contemplations”), een genre waarvan hij vurig het nut bepleitte. Zelf schrijft hij erover dat hij dagelijks, vaak al heel vroeg, veel tijd besteedt aan gebed en meditatie, om zich zo voor te bereiden op de aangebroken dag.

Hall was een bekwaam en overtuigd verdediger van het episcopale stelsel. Maar voor latere puriteinen en piëtisten is dat geen beletsel geweest om zich te laven aan zijn godsvrucht. Hij is nogal eens in één adem genoemd met zijn eveneens episcopale tijdgenoot Lewis Bayly. Veel van zijn stichtelijke boeken zijn ook in Europese talen vertaald en vaak herdrukt, vooral in het Duits, Nederlands en Frans. Mensen als Koelman en Van Lodenstein bevalen ze ter lezing aan.

Tekenend voor Halls levensernst zijn de woorden die hij op de grafsteen van zijn vrouw laat beitelen: „Vaarwel, u die dit leest, en denk aan de eeuwigheid!”

Meer over
Kerkgeschiedenis

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer