Kerk & religieProefschrift Jacobus Koelman
Ds. C.J. Meeuse promoveert na 42 jaar alsnog op zijn favoriete auteur: Ik hóéf God niet meer te begrijpen

Het duurde 42 jaar voor zijn idee werkelijkheid kon worden. Door een hartinfarct leek het alsnog niet door te kunnen gaan, maar vrijdag is het toch zover: ds. C.J. Meeuse (78) promoveert op zijn geliefde auteur, Jacobus Koelman.

De 78-jarige promovendus ds. C.J. Meeuse: „Koelman zag scherp dat je de deur opent voor ketterijen als je cartesiaanse predikanten niet onder censuur zet.” beeld Dirk-Jan Gjeltema
De 78-jarige promovendus ds. C.J. Meeuse: „Koelman zag scherp dat je de deur opent voor ketterijen als je cartesiaanse predikanten niet onder censuur zet.” beeld Dirk-Jan Gjeltema

„Ik ben langs het randje van de dood gegaan”, begint een tamelijk broos ogende ds. Meeuse zijn verhaal in zijn semibungalow in Arnemuiden. In februari overkwamen de emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten (GG) binnen 24 uur een longontsteking en een hartinfarct. Twee weken lag hij bewusteloos op de intensive care. Met sterven werd gerekend. „Ik word niet meer de oude. Mijn hart zit half dicht.”

Ds. Meeuses promotie werd vanwege zijn ziekte enkele maanden uitgesteld. Vrijdag verdedigt hij aan de Theologische Universiteit Apeldoorn zijn proefschrift ”De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman” (uitg. De Banier ), onder supervisie van de promotoren prof. dr. Herman Selderhuis en prof. dr. Aza Goudriaan.

Je zou ook kunnen zeggen dat de publicatie van het boek 42 jaar is uitgesteld. Tijdens zijn laatste studiejaar aan de Theologische School van de GG kreeg student Meeuse in 1982 gelegenheid om aan de Utrechtse universiteit zijn doctoraal theologie te halen. Hij verdiepte zich daarvoor in Koelmans strijd tegen het cartesianisme. Dat is de filosofische stroming van René Descartes (1596-1650), die het verstand zag als bron van ware kennis. „Na een maand ontdekte ik al dat dit onderwerp genoeg stof bevatte voor een promotie. Ik schreef daarom een scriptie over een ander onderwerp: de toekomstverwachting van de Nadere Reformatie.”

Tijdens zijn 35-jarige predikantschap in actieve dienst hield ds. Meeuse zich bezig met andere nevenactiviteiten: hij dichtte psalmen, schreef Bijbelse kindervertellingen en was 25 jaar voorzitter van het deputaatschap voor Israël van zijn kerkverband. Na zijn emeritaat in 2017 besloot ds. Meeuse alsnog te gaan promoveren op Koelman en het cartesianisme.

„Ik moest eerst mijn Latijn weer helemaal ophalen” - Ds. C.J. Meeuse, emeritus predikant en promovendus

Ds. C. J. Meeuse met zijn dissertatie, vers van de pers. beeld Dirk-Jan Gjeltema

Tegen wil en dank

Een onderwerp dat eigenlijk ook weer niet voor de hand lag. Weliswaar boeit Koelman (1632-1695) –een prediker in de Nadere Reformatie, die vanwege een conflict met de overheid van de preekstoel werd geweerd– ds. Meeuse al zijn hele leven, maar dan vooral vanwege diens schrijven over het geloofsleven en over de reformatie van gezin en maatschappij. Díé boeken van Koelman werden het bekendst. En dáár lag ook het hart van Koelman zelf. Ds. Meeuse: „Als student vertaalde hij al puriteinse boekjes over het geestelijke leven, maar pas in 1667 verscheen zijn eerste boek tegen het cartesianisme.”

Aanvankelijk wilde ds. Meeuse dan ook liever gaan promoveren op Koelmans praktisch-geestelijke werk, vertelt hij, maar toen hij eraan wilde beginnen, bleek een andere promovendus hem voor te zijn. Dus werd het toch Koelman en het cartesianisme. Een beetje zoals het Koelman zelf verging, die zich, tegen wil en dank, geroepen voelde te waarschuwen tegen drie cartesiaanse auteurs: de predikanten Ludovicus Wolzogen en Balthasar Bekker, en mandenmaker Willem Deurhof.

Die boeken raakten vergeten en werden nooit opnieuw uitgegeven. Ds. Meeuse moest het voor zijn onderzoek daarom doen met originele exemplaren die hij op de kop tikte. Een ervan schreef Koelman in het Latijn, en het kostte ds. Meeuse een jaar extra studie om er een Nederlandse werkvertaling van te maken, vertelt hij. „Ik moest eerst mijn Latijn weer helemaal ophalen.”

U bewondert Koelman. Kon u met de nodige wetenschappelijke afstand naar hem kijken?

„Ja, in zeker opzicht wel. Zo weet Koelman de grenzen van bijgeloof niet altijd helder te trekken, al was hij zeker geen verdediger van bijvoorbeeld het geloof in heksen.

Koelman voegde een uit het Engels vertaald boekje, ”De duivel van Tedworth”, toe aan een van zijn boeken tegen Balthasar Bekker. Hij wilde daarmee laten zien dat de duivel nog steeds actief is. Het gaat over een duivel die met rammelende kettingen en trommelslagen rond een huis gaat. Op dit punt ben ik wel kritisch ten opzichte van Koelman.

Overigens wordt wel gezegd dat Bekker is afgezet vanwege zijn bestrijding van geloof in heksen. Maar dat is niet zo. Hét grote bezwaar van Koelman was Bekkers Schriftkritische Bijbeluitleg.”

„Koelman noemt orgelspel een cartesiaanse dwaling; daarin kan ik hem niet bijvallen” - Ds. C.J. Meeuse, emeritus predikant en promovendus

U stelt in uw boek de vraag of Koelman zijn tegenstanders wel goed begrepen heeft. Heeft hij ze te negatief geframed?

„Koelman was soms wel wat makkelijk met etiketten plakken. In een lang overzicht met cartesiaanse dwalingen noemt hij ook het orgelspel. Daarin kan ik Koelman niet bijvallen”, zegt de predikant, blijkens het huispijporgel in zijn woonkamer zelf orgelliefhebber.

„Wel heeft Koelman scherp gezien dat je de deur opent voor allerlei ketterijen als je cartesiaanse predikanten niet onder censuur zet.”

Uw proefschrift gaat feitelijk over de vraag welke plaats de rede –het verstand– in de theologie inneemt. Wat is uw eigen antwoord op die vraag?

„De rede is in een instrument dat God ons gegeven heeft, maar door de zondeval is verduisterd. Daardoor dreigen we het te misbruiken door onze beschouwing los te maken van Gods openbaring. Door het werk van de Heilige Geest wordt de rede weer verlicht. Dan nog mag die niet gaan heersen over de openbaring, maar mag deze wel gebruikt worden om de boodschap van Gods openbaring te verhelderen.”

Ds. C.J. Meeuse is een liefhebber van de natuur: „Ik zie de macht en heerlijkheid van de Schepper in alles wat Hij geschapen heeft.”  beeld Dirk-Jan Gjeltema

De filosofie is niet meer dan de dienstmaagd van de theologie, betoogde Koelman, en dat bent u met hem eens. Toch wist Koelman meer van filosofie af dan veel predikanten vandaag de dag. Is dat laatste een gemis?

„Toen ik in Utrecht theologie studeerde, was filosofie een verplicht vak in de propedeuse. Daar had ik voordeel van, omdat het je helpt scherp te denken en te formuleren. Het is jammer dat we dit belang van filosofie tegenwoordig kwijtraken, ook op de universiteiten.

Prof. dr. Vincent Brümmer gaf ons destijds les over het betekenisveld van woorden, zoals het woord ”geloven”. Hij maakte ons duidelijk dat de remonstrant ongelijk heeft door geloven als een daad te zien. Geloof is een overtuiging. Je wórdt overtuigd door de evidentie van iets; dat onderga je.

Ook het Latijn is belangrijk. Als ik stellingen bij mijn proefschrift had gehad, zou een ervan geweest zijn dat een groot stuk van de kerkgeschiedenis, zoals bronnen van oudvaders, voor theologen ontoegankelijk is als ze die taal niet kennen.”

„Ik schrok ervan dat theologen in de gereformeerde gezindte vielen voor de evolutietheorie” - Ds. C.J. Meeuse, emeritus predikant en promovendus

U heeft meer met Koelmans boeken over het geestelijke leven. Waarom is uw onderzoek, op filosofisch terrein, toch belangrijk?

„Ik wil met Koelman duidelijk maken dat we de grond van de waarheid in de openbaring moeten zoeken. Dat is belangrijk voor predikanten en voor iedereen die zich bezighoudt met waarheidsvinding. We mogen niet het menselijke begrip tot maatstaf maken voor ons geloof in Gods almacht.

Een trigger voor mijn onderzoek was dat er in de gereformeerde gezindte theologen vielen voor de evolutietheorie. Ik schrok daarvan. Men ging toch weer buigen voor de wetenschap en voor onze rede, die men liet heersen over de openbaring. Hoe durven ze, dacht ik.

Portret van Jacobus Koelman. beeld RD

Toen ik aan de Driestar voor onderwijzer leerde, volgde ik een keuzevak filosofie. Ik las toen moderne theologen en existentiefilosofen zoals Jean-Paul Sartre. Mijn geloofsleven werd daardoor ernstig aangetast. Ik wilde begrijpen wat ik geloofde. Het kwam eigenlijk zover –het is verschrikkelijk wat ik nu zeg– dat ik God daagde voor de rechterstoel van mijn rede. Ik verviel in atheïstische aanvechtingen en wanhoop.

Daar heeft God mij uitgehaald. Ik heb toen gezien hoe gruwelijk hoogmoedig wij zijn, door boven God te willen staan. Ik heb leren buigen onder een almachtig en soeverein God. Hij liet mij het heil in Christus zien voor zó een. Daardoor heb ik een rijk leven gekregen. Ik kreeg meer oog voor de macht en heerlijkheid van de Schepper in alles wat Hij geschapen heeft.

Hierbij sprak de tekst ”Vertrouw op de HEERE met uw ganse hart en steun op uw verstand niet” uit Spreuken 3 mij heel erg aan. Ik hóéf God niet meer te begrijpen, maar laat me graag leiden door Zijn Woord en Geest. En die boodschap wil ik in mijn proefschrift ook graag meegeven.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer