Eigenaar Henri Akkerman van het gelijknamige autobedrijf in Dodewaard staat zelf te sleutelen. En dat zou niet nodig moeten zijn, vertelt hij, maar hij komt een monteur tekort. Bovendien is een van zijn mensen nog niet klaar met de opleiding aan het Hoornbeeck College.

Zo’n zeven jaar geleden begon de –toen nog– automonteur uit Opheusden een eigen zaak. „Dat was best een risico, want ik was geen ondernemer en had dus financiële hulp en begeleiding nodig. Bovendien zijn mensen uit onze achterban trouw aan een bedrijf waar ze vaak al jaren zaken mee doen. Je begint dus met nul klanten.”

Inmiddels heeft Akkerman een goedlopende garage met een klantenkring tot ver buiten de regio. „Het zijn vaak mensen uit de stad die hier eerst een baan in de buurt hadden, maar na verandering van werk toch bij mij zijn gebleven. Als je één klant goed helpt, krijg je er vijf voor terug. Ik heb er nu meer dan ik aankan.”

Status

Maar ook bij de merkloze garage in Dodewaard is de wachttijd voor een beurt inmiddels opgelopen tot zo’n vijf weken. „Kleinere spoedgevallen helpen we gelijk. Grote reparaties moeten ingepland worden.” Oorzaak: een tekort aan personeel. „Een ervaren monteur kan bij mij direct aan de slag.”

Het probleem in de sector is volgens Akkerman niet nieuw. „Toen ik nog op school zat werd er al voor gewaarschuwd dat het digitaal uitlezen betekent dat je de hele dag met een laptop moet rondlopen. Niets is minder waar. Er is nog alle ruimte om lekker te knutselen aan auto’s.”

„Ik sta als eigenaar zelf te sleutelen, dat zou eigenlijk niet nodig moeten zijn” - Henri Akkerman, eigenaar autobedrijf

Een ander probleem is volgens de garagedirecteur ook de status van het vak. „Vroeger kreeg je de helft van het salaris van een bouwvakker. Inmiddels is dat wel anders. Ook het aanzien is beter. Je bent niet zomaar een automonteur, maar een arts: een autodokter. De kans dat een monteur zelf een huis bouwt is bijvoorbeeld groter dan dat een bouwvakker zijn eigen auto repareert.”

Om personeel vast te houden worden ze in de Dodewaardse garage in de watten gelegd. „Belangrijk is ook een prima sfeer binnen het bedrijf en goede secundaire voorwaarden. Ik probeer mijn werknemers te kietelen: een goed salaris, een extra bonus en ze mogen mijn garage in privétijd zelf gebruiken.”

Elektrische auto’s

Woordvoerder Paul de Waal van de Bovag bevestigt het grote tekort aan monteurs. „In de techniek is dat trouwens een universeel probleem. Jongeren kiezen niet meer automatisch voor deze sector en er wordt ook aan alle kanten aan ze getrokken. Daarnaast is er sprake van vergrijzing van personeel en groeit het wagenpark. Elektrische auto’s hebben weliswaar minder onderhoud nodig, maar er rijden in Nederland nog steeds 9 miljoen auto’s rond met een verbrandingsmotor. Dus pas in de toekomst heb je profijt van de elektrificatie.”

Ook minder status en lager salaris vormen niet (meer) het probleem, denkt De Waal. „Het is een kwestie van vraag en aanbod. Als de markt meer vraagt dan er mensen beschikbaar zijn, wordt er vanzelf een salaris boven de wettelijke cao betaald. Ik heb ook de indruk dat er voor de opleidingen voldoende belangstelling is, maar dat er te veel concurrerende technische vakgenoten zijn die personeel nodig hebben. Je bent als automonteur tijdens je opleiding in ieder geval al verzekerd van een baan.”

Laag salaris

Roelof Ubak, docent mobiliteit en autotechniek bij het Hoornbeeck College in Hoevelaken, constateert na eigen onderzoek dat salariëring in de sector voor studenten wel degelijk een reden is om een andere richting te kiezen. „De status van het vak is ook niet hoog, maar de meeste studenten laten zich daar niet echt door leiden. Voor studenten die nu uit het vak vertrekken vormen de lagere salarissen bij garages de hoofdreden. Vrienden in de installatietechniek en (staal)bouw verdienen meer. Dat de doorgroeimogelijkheden daar minder zijn dan bij een autotechnicus speelt op deze leeftijd nog geen rol.”

„Voor studenten die uit het vak vertrekken vormen de lagere salarissen bij garages de hoofdreden” - Roelof Ubak, docent mobiliteit en autotechniek

Een andere reden om het autovak voor gezien te houden zijn volgens Ubak de toegenomen complexe werkzaamheden aan de voertuigen. Ook tijdens de opleiding haken meer studenten af dan voorheen het geval was. „Wat betreft aanvragen van garages kunnen we het dubbele aantal studenten plaatsen bij leerbedrijven.”

Toch ziet de techniekdocent op dit moment ook een positieve ontwikkeling. „Er is nu een landelijke trend zichtbaar in toename van het aantal bedrijfsscholen, waarbij de bedrijven met mooie salarissen en direct een vast contract jongeren proberen binnen te halen.”

Ubak probeert daarnaast zijn studenten te motiveren door ze erop te wijzen hoe belangrijk en waardevol hun werk is. „Veel mensen zijn afhankelijk van een auto of bedrijfsbus. Het is een mooie acht-tot-vijfbaan met elke dag andere klantcontacten. Je kunt jezelf enorm ontwikkelen door steeds complexere reparaties. En de auto is voor veel mensen nog steeds een statussymbool, waar ze lang voor gespaard hebben. Ze zijn er zuinig op. Jij krijgt het vertrouwen om eraan te mogen werken.”