Waarom jongeren sinds 2010 in de knel zitten
Eerst was het een grafiek in de Washington Post die ik tegenkwam. Een oud statistiekje, dat al sinds 2019 rondgaat op sociale media. Maar vijf jaar later is het nog steeds opmerkelijk. De grafiek toont het percentage jonge Amerikaanse mannen (onder de 30) dat geen sekspartner heeft gehad. Dat percentage schommelt altijd wat, maar lag zeker twintig jaar lang tussen de 7 en 17 procent. In 2018 echter, tijdens de laatste meting, was er opeens iets vreemds aan de hand. Het percentage was als een raket omhooggeschoten naar 27 procent.
Waar komt deze sterk toegenomen mannelijke maagdelijkheid de laatste jaren opeens vandaan? In eerste instantie vond ik een verklaring die hout leek te snijden. De plotselinge stijging in de grafiek begint zo rond 2009 en dat valt samen met de start van massale beschikbaarheid van onlineseks. Websites met bijna oneindige voorraden aan pornofilmpjes beginnen in die tijd groot te worden.
Dat kan bijna geen toeval zijn. Wie op internet aan zijn trekken komt, laat relaties in de echte wereld links liggen – zoiets. Het kan verklaren waarom pornoverslaving zo’n groot probleem is geworden, zeker onder jonge mannen. En net zo goed onder christenen; veel massaler dan velen denken.
Toch is porno niet het goede antwoord. Althans, het is niet het héle antwoord. Dat toont de gezaghebbende Amerikaanse sociaal psycholoog Jonathan Haidt overtuigend aan. In maart verscheen zijn boek ”The Anxious Generation”. Het is nu al een enorme bestseller. Eind juni verschijnt het ook in het Nederlands met de titel ”Generatie angststoornis”.
Haidt noemt pornoverslaving inderdaad als een bekend probleem onder met name jongens en jonge mannen, maar hij toont aan dat het in feite een symptoom is van een nog veel gróter probleem. En dat probleem is dat jongeren massaal depressief aan het worden zijn. De geestelijke gezondheid van jongeren staat zwaar onder druk en dat blijkt uit allerlei cijfers en grafieken die Haidt in zijn boek opvoert.
Psychologen geven hem gelijk: ze zien om zich heen dat veel meer jongeren dan voorheen worstelen met problemen rond zingeving en het leven in het algemeen. Toen ik het probleem deze week met mijn tienerzonen besprak, knikten ze allebei. „Als ik met nieuwe leeftijdsgenoten in contact kom, is er bijna altijd wel wat met hen aan de hand”, zei een van hen.
Proefkonijnen
Wanneer begon dat probleem? Eerder kwam al het jaar 2010 voorbij, en niet voor niets. Dat was niet alleen het jaar waarin porno massaal beschikbaar kwam, het was ook de periode waarin de iPhone voor het grote publiek toegankelijk en betaalbaar werd (de eerste iPhone kwam uit in 2007). En, ook rond 2010: de beschikbaarheid van sociale media waarop je naar hartenlust kunt liken en delen.
Het gevolg van deze ontwikkelingen? Generatie Z, zoals de jongeren en kinderen genoemd worden die na 1997 geboren zijn, is de eerste generatie in de geschiedenis die haar puberteit heeft doorgemaakt met een smartphone op zak. Generatie Z werd daardoor, onbedoeld, een generatie van proefkonijnen. En de eerste consequenties daarvan beginnen zich nu af te tekenen, met een hausse aan angstklachten en depressies onder tieners.
Daar zijn we nu. In een tijd die nooit eerder iemand heeft doorgemaakt, met technologische ontwikkelingen waarvan niemand kan zeggen wat de gevolgen voor de langere termijn zullen zijn, vooral niet voor puberhersenen die nog niet volgroeid zijn.
Maar dat de noodklok geluid moet worden, op z’n luidste stand, dat is voor steeds meer deskundigen geen vraag meer. Sterker nog, daarvan zijn zelfs de ontwikkelaars van sociale media in het Amerikaanse Silicon Valley overtuigd. Sommigen van hen kwamen aan het woord in een geruchtmakende documentaire uit 2020, ”The Social Dilemma”. En daarin schetsen ze dat afhankelijkheid van apps als Instagram precies de bedoeling is. Om die reden zouden sommige ontwikkelaars hun eigen kinderen nooit toegang geven tot de sociale media die ze zelf met hun bedrijf promoten.
Leven in een virtuele wereld die er nog mooier uitziet dan de echte, levert nu eenmaal geld op voor de techbedrijven. Maar het laat de gebruiker achter met een gat in zijn hart. De likes en shares bevredigen uiteindelijk niet, kúnnen dat ook niet. „Als je niet betaalt voor het product, bén je het product”, zei voormalig Googlemedewerker Tristan Harris al.
Zingeving
Valt het tij nog te keren? Terug naar een analoge wereld is natuurlijk geen optie, en zou ook alle onlinezegeningen tenietdoen. Wat wél kan, is paal en perk stellen aan telefoongebruik. De belangrijkste adviezen komen doorgaans daarop neer.
Maar er is nog iets. Ouders kunnen allereerst helpen door jongeren te bepalen bij de zin van het leven, want zodra een jongere zingeving ervaart, verandert er iets. Het diepgewortelde besef dat je leven ertoe doet, maakt een mens al direct minder vatbaar voor depressie.
Hoe die zingeving praktisch handen en voeten kan krijgen, is niet zo moeilijk. Relatie is hier het sleutelwoord. En het overkoepelende verhaal van de Bijbel is het verhaal hoe God deze wereld in Zijn hand heeft en om ons geeft – zó veel dat Hij Zijn Zoon stuurt om de relatie te herstellen. Meer betekenis kan een mensenleven niet krijgen.
Natuurlijk moet dat besef van zingeving wel gecommuniceerd worden. In de hoge taal van de kerk, en net zo goed in de gewone taal van alledag. Met woorden, maar misschien nog wel meer met daden.
Het kan, maar dan moeten ouders en voorbeeldfiguren wel de urgentie voelen. Ontbreekt het daaraan? Wie naar de pijlsnel groeiende cijfers kijkt van jongeren in de problemen, krijgt de urgentie recht in haar gezicht.