Het comité maakt zich geen zorgen over de toekomst van herdenkingen nu er steeds minder overlevenden zijn. „Maar het is wel een grote taak om ervoor te zorgen dat herdenken in de toekomst nog steeds als belangrijk wordt ervaren”, zegt de woordvoerster.

„We zien dat de interesse voor herdenken en vieren niet afneemt, het is nu vooral zaak om het verhaal levend te houden”, legt de zegsvrouw uit. Van de ondervraagden in het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2024 geeft 83 procent aan de Nationale Herdenking (heel) belangrijk te vinden, en voor Bevrijdingsdag geldt dit voor driekwart van hen.

De afgelopen tien à vijftien jaar ligt steeds meer focus op tweede, derde en vierde generaties slachtoffers, dus de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van overlevenden. De woordvoerster benadrukt hierbij dat er nu nog best wat overlevenden zijn en dat zij ook heel actief zijn in het herdenken. Zij geven bijvoorbeeld lezingen of gaan langs op scholen om hun verhaal te vertellen.

Sinds 2016 maakt het comité video’s waarin (klein)kinderen van kransleggers het verhaal doen van bijvoorbeeld hun opa of moeder. Elk jaar worden tijdens de Nationale Herdenking door vijf van dat soort duo’s kransen gelegd. De filmpjes worden uitgezonden op de Dam en bij de NOS. „De nieuwe generaties dienen als stem van de eerste generatie”.

Volgens het comité zijn de oudere generaties iets meer betrokken bij het herdenken, maar vinden ook jongeren het belangrijk. Bij de jongere generaties is het vooral van belang om ze te leren hoe we herdenken, aldus de woordvoerster. Daarvoor zijn tal van projecten. Zo kan een schoolklas een monument adopteren. De leerlingen verzorgen het monument of organiseren een herdenking rond het gedenkteken. „Op die manier leren ze hoe een herdenking werkt en horen ze hun lokale oorlogsgeschiedenis. Door oorlogsverhalen te vertellen van kinderen die toen op hun school zaten of in hun straat woonden blijft de betrokkenheid groot.”

De komende periode wordt gewerkt aan een vijfjarige beleidsvisie die vanaf 2026 ingaat. Het comité voert daarvoor panelgesprekken met zoveel mogelijk verschillende groepen uit de samenleving.