Waardering Nederlander voor krijgsmacht stijgt, maar frontlinie blijft onaantrekkelijk
Nederlanders voelen de dreiging van oorlog, zien de noodzaak van de krijgsmacht, maar willen zelf niet naar het front.
De Russische oorlog in Oekraïne lijkt de Nederlander langzaam een beetje wakker te schudden. Burgers reageren niet langer met een meewarige, kritische blik op de krijgsmacht. De maatschappelijke waardering voor camouflagegroen groeit.
Driekwart van de Nederlanders (76 procent) tussen de 16 en 75 jaar vindt dat de wereldwijde dreiging is toegenomen en vindt de krijgsmacht daarom belangrijker dan ooit, zo blijkt uit cijfers van de Draagvlakmonitor Defensie 2023, een representatief onderzoek in opdracht van Defensie. Bij de vorige meting in 2021 was dat nog 63 procent.
Niet vies
„Vechten is geen vies woord meer”, bevestigt dr. Tine Molendijk, cultureel antropoloog aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA). „De kijk op de krijgsmacht is erg veranderd door de militaire interventie in Oekraïne. Tot voor kort was het leger voor velen een noodzakelijk kwaad, maar soms ook gewoon een kwaad. De Russische inval is een wake up-call. De dreiging is een dreiging voor Nederland.”
Toch vertaalt de toegenomen waardering zich nog niet in massale aanmeldingen voor krijgsmacht. Nederland bungelt ergens onderaan de Europese ranglijst als het gaat om gevechtsbereidheid. De vraag “Zou je bereid zijn om te vechten voor je eigen land” beantwoordt amper 16 procent met ja.
Die gevechtsbereidheid van Nederlanders is recent gestegen van 15 naar 16 procent. Niet om over naar huis te schrijven, maar toch. „De trend van de decennialange afnemende gevechtsbereidheid is omgebogen”, zegt Molendijk.
Een verklaring voor de lage gevechtsbereidheid ziet de onderzoekster in de relatief lange periode van vrede. Bovendien associëren Nederlanders zich niet met oorlog. „Wij hebben een afkeer van geweld. Oorlog staat voor ons tegenover beschaving.” Ze wijst naar de missies in bijvoorbeeld Afghanistan. „Het moest zo civiel als mogelijk en zo militair als nodig.”
„Jongeren kijken anders naar de krijgsmacht, maar willen daarom nog niet de loopgraaf in” - Tine Molendijk, cultureel antropoloog Defensieacademie
Nederlanders voelen de dreiging van oorlog, maar willen niet zelf vechten. „Heel gek is dat niet voor een welvarend, individualistisch land, waarbij zelfontplooiing voor jongeren voorop staat”, stelt Molendijk. „Oorlog en krijgsmacht zijn daarbij toch nog een ver-van-hun-bedshow.”
Ouderen tonen een hogere gevechtsbereidheid dan jongeren. Ouderen zijn nog vertrouwd met de dienstplicht die in 1997 in Nederland is opgeschort. De veranderde maatschappelijke houding door de oorlog in Oekraïne kan een aanjager zijn in de discussie over de dienstplicht, verwacht de NLDA-onderzoekster. „Van links tot rechts wordt het belang gezien van een krijgsmacht die klaar is voor een oorlog.”
Dienstplicht
De toenemende belangstelling voor Defensie blijkt ook uit de Draagvlakmonitor. Bijna 20 procent van de jongeren had vorig jaar interesse in een baan als militair, meldt Defensiewoordvoerder Peter Honings, tegenover 14 procent in 2021. De intentie om ook daadwerkelijk te solliciteren is 7 procent. „Jongeren kijken anders naar de krijgsmacht”, constateert Molendijk, „maar dat betekent nog niet dat ze de loopgraven in willen.”
Partijen als CDA en VVD willen de dienstplicht nieuw leven inblazen. Maar deze komt vooralsnog niet terug, verklaarde demissionair staatssecretaris Christophe van der Maat van Defensie begin september. De krijgsmacht kan zoveel nieuwe rekruten niet eens aan.
Defensie probeert jongeren en zij-instromers te strikken met een Dienjaar. Deelnemers treden daarbij een jaar –betaald– in dienst bij de landmacht, luchtmacht of marine, ontwikkelen hun vaardigheden en dragen bij aan een sterke krijgsmacht. Een Kamermeerderheid wil jaarlijks minstens 4000 jongeren zo’n vrijwillig jaar laten dienen. Het blijft nog even zoeken naar voldoende kandidaten.