Wolvenjacht is urenlang in stilte wachten in de kou
In Nederland verscheurt de discussie over de wolf de samenleving. Hoe gaat dat in Zweden, het enige EU-land waar op wolven mag worden gejaagd?
Het is nog donker als het groepje jagers zich op een vroege dinsdagochtend in januari op een verder verlaten parkeerplaats in het Zweedse Värmland verzamelt. Mensen warmen hun handen bij een kampvuurtje. Het heet hier Värmland, het warme land, maar warm is het allerminst. Het is een van de koudste winters die Zweden de afgelopen jaren heeft meegemaakt, verder naar het noorden zal zelfs het nationale kouderecord worden gebroken met een temperatuur van -43,6 graden. Skibroeken, wollen vesten, sokken, nog een paar sokken. Elektrische handwarmers. Het blijft koud.
Maanden hebben de jagers op dit moment gewacht: de officiële wolvenjacht gaat van start. Officieel hebben de jagers anderhalve maand om in totaal 36 wolven af te schieten, 6 per district. Maar alles draait om deze eerste week.
Zweden is de enige EU-lidstaat waar legaal wordt gejaagd op wolven, in de hele Europese Unie een strikt beschermde diersoort. De jacht vindt sinds 2010 jaarlijks plaats, met uitzondering van enkele jaren waarin tegenstanders de legaliteit van de jacht succesvol aanvochten. De regering stelt voorafgaand aan de jachtperiode een quotum vast op basis van het aantal wolven dat het jaar ervoor is waargenomen. Dat kan per jaar sterk uiteenlopen. Terwijl er vorig jaar 75 wolven mochten worden bejaagd, het hoogste aantal ooit, werd het quotum voor 2024 beperkt tot 36, tot ongenoegen van de jagers, die beweren dat er veel meer wolven in het gebied rondlopen dan de overheid stelt. De officiële populatie bedraagt tussen de 400 en 450 wolven.
Niet op elkaar schieten
Auto na auto komt aanrijden. Voor de wolvenjacht zijn tientallen jagers nodig. „Wolvenjacht is meer een logistieke operatie dan een jacht”, zegt Gunnar Glöersen, die in Värmland de operatie leidt en bij de landelijke jagersbond woordvoerder grote roofdieren is. Ja, zo’n woordvoerder hebben ze in Zweden, waar de jachtcultuur wijder verbreid is dan in Nederland. Er zijn drie dingen belangrijk, begint Glöersen zijn praatje voor de verzamelde jagers. „Veiligheid, veiligheid en veiligheid.” Iedereen moet goed weten wat zijn schootsveld is en waar de volgende jager staat, om te voorkomen dat ze op elkaar schieten.
De jagers verspreiden zich met intervallen van zo’n 100 meter over het jachtterrein. Het hondenteam gaat vooruit. Er is al dagen uitgekeken naar wolvensporen in de sneeuw. Waar verse pootafdrukken zijn gevonden, wordt de zoektocht gestart. Enthousiast blaffend volgen de honden de sporen. In de kniediepe sneeuw durven de jagers de jonge dieren niet los te laten, dus die blijven aan de lijn. De honden hebben niet alleen de taak de verse sporen te volgen, met hun geblaf laten ze de wolven ook weten dat ze op de hielen gezeten worden. „Een wolf moet je duidelijk maken dat hij nu niet de jager maar de prooi is”, zegt Glöersen.
Alleen de honden mogen zich laten horen. De jagers staren stil over de besneeuwde velden, luisterend naar het verloop van de jacht op hun walkietalkie. Wolven hebben scherpe oren, neuzen en ogen; een enkel geluid of een onverwachte beweging en de jager verraadt zichzelf. Wolvenjacht is urenlang in stilte wachten in de kou. „Eigenlijk is wolvenjacht dus saai en koud”, vat Glöersen samen. Toch verkeert bijna iedereen hier in een staat van opwinding. Een wolf schieten, dat is voor een jager een „once in a lifetime”-ervaring.
De meeste jagers willen niet herkenbaar in beeld. Volgens Glöersen zijn jagers die eerder in de publiciteit verschenen, thuis bedreigd door activisten. Ook in Zweden staan voor- en tegenstanders van de wolvenjacht fel tegenover elkaar.
„Hij is stuk!”
Die eerste dag zijn de Värmlandse wolven hun achtervolgers te snel af. In het district Örebro, zo’n 100 kilometer verderop, hebben de jagers meer geluk. Het is voor het eerst dat er hier op de wolf gejaagd mag worden, en meteen lopen ze voorop met het aantal doodgeschoten wolven. In het lokale jagersclubhuis liggen ’s avonds drie dode wolven uitgestrekt op een stapel pallets. Controleur Per legt de rolmaat langs een wolvenlichaam en roept hardop wat hij afleest. Achterpoot – 27 centimeter. Staart – 46 centimeter. Volle lengte – 165 centimeter. Zijn collega Jort noteert alle getallen op een formulier. Met een meetapparaatje meet de inspecteur ook het oor –12 centimeter– en tot slot gaat de wolf op de weegschaal. Er zijn twee mannen nodig om het 42 kilogram zware beest te tillen.
Alle jagers komen even kijken naar de buit. Een peuter zit bij zijn moeder op de arm, papa is een van de jagers. „Hij is stuk!” zegt het jochie bij de aanblik van het wolvenlijk.
De wolf zal worden gevild bij een professionele preparateur, een taxidermist. Vacht en kop mag de jager houden, de rest gaat naar het veterinair instituut voor nader onderzoek. Voordat hij zijn buit in de achterbak van zijn auto mag laden, moet de schutter zijn jachtvergunning tonen. Niet iedereen mag zomaar meedoen aan de wolvenjacht, de jagers hier hebben allemaal een speciale vergunning. In eerste instantie jagen mensen vooral op hun eigen jachtterrein, maar ze kunnen elkaar ook uitnodigen. Bij dit team jaagt volgens een woordvoerder ook een Nederlandse jager mee, maar die laat zich niet zien.
Hoewel er in Örebro minder wolven zijn dan in Värmland, richten ze volgens jagers en boeren hier meer schade aan. In Värmland, van oudsher het centrum van de Zweedse wolvenpopulatie, hebben veel bewoners zich in de loop der jaren aangepast aan de aanwezigheid van de roofdieren. Honden lopen niet meer los in de bossen, schapenhouderijen zijn er steeds minder. De Zweedse overheid geeft net als Nederland subsidies aan boeren om wolfwerende hekken te plaatsen, maar dat is volgens de boeren onvoldoende om de wolven tegen te houden. Bovendien is het veel werk om ze neer te zetten. Veel schapenboeren houden het daarom voor gezien. „Het is niet meer te doen, ik slaap met een geweer onder mijn kussen vanwege de wolven”, vertelt Leif, een jager die in dit gebied is geboren. Hij had eerst twintig schapen, vertelt hij, maar heeft er steeds meer weggedaan. „Nu heb ik er nog maar vijf, en die gaan dit voorjaar ook weg.”
De wolf was in grote delen van Europa eeuwenlang afwezig. In Oost-Europa stierf het roofdier nooit helemaal uit, en sinds de jaren zeventig begint de populatie in West- en Centraal-Europa weer te groeien. In Zweden kwam de wolf al in 1978 terug, na twaalf jaar afwezigheid. In Nederland doken de eerste wolven vanuit Duitsland op in 2015. Sinds 2019 vestigen zich steeds meer wolvenparen met hun jongen in Nederland.
Glöersen pleit met andere jagers, verenigd in lobbyorganisatie FACE, al jaren voor een versoepeling van de regels voor het afschieten van wolven binnen Europa. Voor de jagers heeft de terugkeer en groei van de wolvenpopulatie veel veranderd. Niet alleen zijn de wolven concurrent voor de jacht op elanden en wilde zwijnen, jagers zijn er ook door gedwongen hun jachtmethoden aan te passen. Honden kilometers los door de bossen laten lopen, zoals ze gewend waren te doen in de drijfjacht, is te riskant geworden.
Voorbeeld
Eind 2023 stelde de Europese Commissie voor om de status van de wolf terug te brengen van ”strikt beschermd” naar ”beschermd”. Het zal nog jaren duren voor er daadwerkelijk iets verandert, want eerst moeten de Europese lidstaten nog over het voorstel stemmen en vervolgens zouden internationale verdragen en richtlijnen moeten worden aangepast. Wat Glöersen betreft, zouden andere Europese landen zo snel mogelijk het Zweedse voorbeeld moeten volgen. „Toen wij van nul naar dertig gedode wolven gingen, leverde dat al heel veel protest op. Duitsland heeft straks een populatie van 2000, om die in bedwang te houden zou je er 600 moeten afschieten. Je kunt je voorstellen hoeveel weerstand dat zal oproepen. Het is belangrijk om al eerder te beginnen met probleemwolven afschieten, dan raken mensen eraan gewend.”
Natuurbeschermers brengen daartegen in dat afschieten nutteloos is. Wolven kunnen honderden kilometers lopen op zoek naar een geschikt territorium en houden zich niet aan landsgrenzen. Zolang er wolven in Europa zijn, zal de vrijgekomen plek van de gedode wolf binnen de kortste keren worden ingenomen door een soortgenoot.
Alarm: wolf gewond
In Värmland hebben Glöersen en zijn mannen intussen een probleem: er is een wolf geraakt maar niet gedood. In zo’n geval wordt de jacht gestaakt en gaat alle prioriteit naar het vinden van de gewonde wolf. Ze zullen alles op alles zetten om het gewonde dier te vinden en uit zijn lijden te verlossen. Niet alleen omdat hij dan wordt meegeteld in het quotum van gedode wolven, maar vooral ook om te voorkomen dat een wolf onnodig lang met pijn rondloopt.
Was de eerste dagen de sfeer er nog één van gespannen maar vrolijke verwachting, de ochtend na het mislukte schot is iedereen op de verzamelplaats in mineurstemming. Glöersen loopt onrustig heen en weer. „We hebben meer mensen nodig”, mompelt hij. Zwijgend stappen de jagers weer in de auto, zwijgend nemen ze hun posities in. De honden en hun bazen zijn vooruit gestuurd. Er zijn meer ervaren honden aangerukt, en er is een groepje jagers uit een ander gedeelte van Värmland gekomen om hier te helpen.
Een van die ervaren jagers is de 54-jarige Simen Grimsrûd. Hij is Noors, maar komt samen met zijn maatje Thomas al zeventien jaar naar Zweden om te jagen op elanden, herten en dus ook wolven. Grimsrûd nestelt zich met rugtas, geweer, walkietalkie en thermoskan koffie in de sneeuw, met uitzicht op de bosrand. Zijn schootsveld reikt tot aan een omgevallen boom; als een wolf daar voorbijgaat, is hij voor Thomas, die zich verderop geïnstalleerd heeft. Grimsrûd tuurt over het witte landschap en luistert gespannen naar zijn walkietalkie. Wolvenjacht saai? „Welnee”, zegt hij met glinsterende ogen. „Je kunt hier een week naar de sneeuw zitten staren en dan is het in tien seconden voorbij, maar het is het waard.” Hij doet al voor de vijfde keer mee. „Er zijn nieuwe sporen gevonden”, fluistert hij om tien over tien ’s ochtends. In de verte klinkt geblaf. Dan galmt er één schot over de besneeuwde velden.
Minuten later komt over de radioverbinding het verlossende woord: de gewonde wolf is doodgeschoten! Opgelucht keren de jagers terug naar het verzamelpunt, waar het dier in de kofferbak van een auto wordt uitgestald. In de knie is een grote wond zichtbaar. Een voor een komen de jagers hun eer bewijzen aan zowel schutter als wolf. Daniel, een van de jonge jagers uit het hondenteam, neemt blozend de felicitaties in ontvangst. Nadat het dode dier in de sneeuw is gewogen en gemeten, gaan de jagers op huis aan, Daniel met zijn buit in de kofferbak. Een ander lid van het hondenteam is alweer op zoek naar nieuwe pootafdrukken, zodat de jagers morgen weer op pad kunnen, bij minus 20 graden. Nog vijf wolven te gaan.