Tijdens zijn sollicitatiegesprek had de man zijn HIV-status niet vermeld. Een maand na zijn indiensttreding, begin november, vertelde hij zijn baas over de besmetting, waarop die hem een dag later ontsloeg. De besmetting met HIV is echter geen belemmering voor het werken in een kapperszaak en hoefde dus niet gemeld te worden bij de sollicitatie, oordeelde de rechtbank in Utrecht eind januari.

Volgens HIV-Vereniging Nederland, die de zaak woensdag naar buiten bracht, komt het zelden voor dat HIV-geïnfecteerden moeilijkheden met hun werkgever aanvechten bij de rechter. De laatste rechterlijke uitspraak dateert uit 1993, stelt de organisatie. „Veel mensen zijn erg huiverig om hun werkgever aan te klagen, omdat ze bang zijn hun baan kwijt te raken”, aldus jurist R. Brands van HIV-Vereniging Nederland. Jaarlijks komen ongeveer honderd HIV-besmette mensen bij hem langs die problemen hebben met hun werksituatie.

De Amsterdamse kapsalon, onderdeel van een landelijke keten, zei tegen de rechter dat het HIV-geïnfecteerde personeelslid zijn collega’s en de klanten „blootstelt aan een onaanvaardbaar gezondheidsrisico, waarbij tevens de bedrijfscontinuïteit ernstig in gevaar wordt gebracht.”

De ontslagen kapper heeft geen aids, stelde de rechtbank vast. „De kapsalon had bij de brancheorganisatie informatie kunnen inwinnen over de besmettingsrisico’s van HIV”, wees de rechter de kapperszaak terecht.

De kapper is ondanks de gewonnen rechtszaak wel zijn baan kwijtgeraakt door de ontstane „onwerkbare situatie.” Hij krijgt een vergoeding voor immateriële schade van 6000 euro.