VS roepen ambassadeur uit Syrië terug
Washington heeft de Amerikaanse ambassadrice Margaret Scobey in Syrië dinsdag teruggeroepen voor „dringend overleg” na de moord op de Libanese oud-premier Rafiq Hariri in Beiroet. Minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice benadrukte dat dit niet betekent dat Washington Damascus voor de aanslag verantwoordelijk houdt.
„Wij beschuldigen niemand. Deze affaire moet grondig worden onderzocht. Maar met de massale militaire en politieke aanwezigheid van Syrië in Libanon kan men er niet omheen dat Damascus medeverantwoordelijk is voor ontwikkelingen in Libanon”, aldus Rice. Sinds haar aantreden vorige maand als nieuwe minister van Buitenlandse Zaken is Washingtons toon tegenover Syrië kritischer geworden.
Onder Rice’ voorganger Colin Powell werd er binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken gepleit voor een wat soepeler opstelling tegenover Syrië. Damascus had tenslotte een aantal trainingskampen gesloten die werden gebruikt door Iraakse rebellen. Verder had Damascus actie ondernomen om de geldstroom van Syrië naar de Iraakse oppositie af te snijden. Maar volgens Rice „ontwikkelen de Amerikaans-Syrische betrekkingen zich niet positief.”
Haar woordvoerder Richard Boucher benadrukte dinsdag dat Syrië nog steeds een „steunpilaar” is voor het internationaal terrorisme en „in dit verband met Iran samenwerkt.” Boucher bedoelt hiermee de Syrische samenwerking met de door Iran gefinancierde terreurbeweging Hezbollah. Washington deelt de Israëlische vrees dat aanslagen van Hezbollah de fragiele Israëlisch-Palestijnse wapenstilstand zouden kunnen verstoren.
In de VN-Veiligheidsraad drong Washington dinsdag opnieuw aan op terugtrekking van de Syrische troepen uit Libanon. De Veiligheidsraad veroordeelde de moordaanslag op Hariri en vroeg om een „diepgaand onderzoek.” De aanslag is volgens de Veiligheidsraad „een bedreiging voor het democratiseringsproces in Libanon.”
In de jaren zeventig nestelde Syrië zich in Libanon, waar christenen, sjiieten en soennieten elkaar fel bestreden. Daar kwamen bovendien de Palestijnen bij die in 1970 uit Jordanië waren verdreven. „De Syrische aanwezigheid in Libanon was toen een stabiliserende factor”, zegt Martin Indyk, oud-afgezant voor het Midden-Oosten in de regering-Clinton en tegenwoordig politiek analist van het Brookings Research Institute in Washington. „Zowel de VS als Israël waren daar toen positief over, maar dat is intussen lang geleden. Het is niet te hopen dat Washington zich laat verleiden om opnieuw een rol te gaan spelen in Libanon, want dat zou alleen maar afleiden van de grote knelpunten in de regio, te weten de Israëlisch-Palestijnse kwestie, Irak en Iran.”
EU-buitenlandcoördinator Javier Solana zei dinsdag dat hij niet onmiddellijk reden ziet voor grote wijzigingen in de relatie tussen de Europese Unie en Syrië na de moord op Hariri. Wel wil hij een internationaal onderzoek naar de aanslag.
De moordaanslag doet sommige Libanezen vrezen voor een herhaling van het politieke geweld van de burgeroorlog van 1975 tot 1990. De aanslag werd onmiddellijk opgeëist door een tot dusver onbekende islamitische groep, maar die verklaring werd dinsdag niet geloofwaardig geacht. Ook op verschillende websites werd de aanslag geclaimd.
Minister van Justitie Adnan Addoum waarschuwde voor pogingen tot misleiding van de politie. Zijn collega van Binnenlandse Zaken Suleiman Franjieh zei dat, gezien de krater in het wegdek, moet worden gedacht aan een zelfmoordaanslag waarbij de dader met zijn voertuig is ingereden op Hariri’s autocolonne.