In de gesprekken die de commissie het afgelopen jaar voerde met omroepmedewerkers die grensoverschrijdend gedrag hebben meegemaakt, kwam vaak naar voren dat dat zij „opgelucht” waren hun verhaal te kunnen doen, schrijft de commissie. Voor sommigen is nazorg echter nog steeds nodig. „Het eerste wat daarom moet gebeuren is dat er expliciete erkenning, excuses en reparatie plaatsvindt en dat er alsnog nazorg plaatsvindt voor hen die dat wensen.”

In het rapport noemt de commissie niemand die zich schuldig zou hebben gemaakt aan bepaald gedrag bij naam. Ze waarschuwen dan ook voor mogelijk „aanvullende schade” die kan ontstaan wanneer organisaties alsnog op zoek gaan naar wie wat heeft gezegd. De commissie stelt dan ook te hopen en te verwachten dat de publieke omroep zorg die ze hebben gedragen voor de veiligheid en anonimiteit van mensen die in gesprek zijn gegaan met de commissie, overneemt.

De commissie beveelt ook aan om verantwoordelijkheden duidelijk te maken, leiderschapscompetenties te ontwikkelen en voorbeeldgedrag te tonen. Een aparte aanbeveling betreft presentatoren. Zij moeten begeleiding krijgen en tegen zichzelf in bescherming worden genomen als dat nodig is, vindt de commissie. „Zowel sterpresentatoren als beginnende presentatoren hebben begeleiding nodig, ook als ze dat niet wensen.”

De commissie zegt ook dat concurrentie en samenwerking tussen publieke omroepen, commerciële omroepen en tussen de NPO en omroepen in balans moeten worden gehouden. De bestaande vormen van concurrentie zorgen voor „permanente onzekerheid” en „legt een grote druk op het stelsel en de mensen die daarin werken”. De commissie stelt meer samenwerking voor en denkt daarbij aan „het herplaatsen van medewerkers tijdens seizoenswisselingen, de re-integratie bij ziekte of gezamenlijke talentontwikkeling”.