Utrecht schort besluit Nedereindse Plas op
Het besluit over de toekomst van de Nedereindse Plas in de provincie Utrecht is uitgesteld. Provinciale Staten vinden dat er nog te veel vragen zijn over de veiligheid van de recreanten die er zullen gaan komen. Dat werd maandag duidelijk tijdens de statenvergadering.
De Nedereindse Plas is een voormalige stortplaats van de provincie Utrecht langs de A12. Na sluiting van de stort in 1993 was het de bedoeling dat de plas zou worden benut voor waterrecreatie.
Kort voor de opening in 1996 bleek bij duikinspecties dat er scherpe uitsteeksels en zelfs vaten met onbekende stoffen aanwezig waren. De voormalige stort staat in contact met het oppervlaktewater. Sommige oeverdelen zijn bovendien steil en zouden kunnen instorten.
Vanwege de risico’s voor recreanten heeft de provincie een algeheel verbod op waterrecreatie ingesteld. Omdat er in de directe omgeving van de plas plannen voor woningbouw zijn, zal de recreatiedruk op het gebied de komende jaren fors toenemen.
Om de jarenlange impasse te doorbreken, wil de provincie de vuilnis in de plas van een milieuhygiënische afdichting voorzien. Zij wil dit bereiken door 270.000 kubieke meter zand en 105.000 kubieke meter klei in de plas te spuiten. Op de diepste plaatsen zal hierdoor een pak van zo’n 14 meter grond ontstaan. De kosten hiervan zijn geraamd op 5,7 miljoen euro.
Het afdekken van het afval moet het milieuprobleem oplossen, omdat er dan geen contact meer mogelijk is tussen het gestorte afval en het oppervlaktewater. „De kans dat het water verontreinigd raakt vanuit de stort is hiermee zo goed als nihil”, schrijft gedeputeerde J. Binnekamp in een toelichting.
Verschillende partijen in de Staten zetten vraagtekens bij de veiligheid voor recreanten en milieu. CDA en SP vroegen maandag de beslissing over de Nedereindse Plas uit te stellen. Ze willen meer duidelijkheid over de risico’s voor het milieu en de recreanten. Vorige week zouden rapporten hierover binnenkomen. Deze waren maandag niet beschikbaar.
Provinciale Staten besloten maandag de kwestie te behandelen tijdens de vergadering van de commissie water en milieu op 28 februari. In maart zal het onderwerp weer in de statenvergadering terugkomen.