Kerk & religie

Na de Reformatie stond Psalm 103:8 op Amsterdamse grafzerk

Voor de opleiding cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht onderzocht Celine Oldenhage (24) uit Nieuw-Vennep grafzerken in stadskerken te Amsterdam. Haar scriptie is nu genomineerd voor de Uitgeverij Verloren/Johan de Witt-scriptieprijs.

Jan van ’t Hul
23 January 2024 15:38Gewijzigd op 23 January 2024 17:19
Celine Oldenhage. beeld Oldenhage
Celine Oldenhage. beeld Oldenhage

Uw masterscriptie over begrafenissen in Amsterdam na de tijd van de Reformatie is genomineerd voor een prijs. Waarom springt uw onderzoek eruit?

„Eerlijk, ik had niet verwacht dat mijn scriptie genomineerd zou worden. Mijn scriptiebegeleiders in Utrecht waren in de beoordeling wel vol lof over de grondigheid van het bronnenonderzoek. Ik heb gebruikgemaakt van 288 jaar aan gegevens van kerkbegravingen, verspreid over zes verschillende kerkgebouwen. Daar zitten kerken tussen waar zo’n vijf- tot zeshonderd grafzerken liggen. Onder die zerken konden met gemak vier kisten gestapeld worden. Zo krijg je een immense hoeveelheid aan onderzoeksgegevens van een brede Amsterdamse bevolkingsgroep. Elke kerkbegrafenis werd door de gravenmaker opgetekend in het zogenoemde begraafboek. Aan de hand daarvan kun je als onderzoeker nauwkeurige reconstructies maken.”

20038470.JPG
Zeventiende-eeuwse grafzerk in de Noorderkerk in Amsterdam. beeld Wikimedia

Wat onderzocht u?

„Na de Reformatie in Amsterdam in 1578 kwamen er grote liturgische en theologische veranderingen. Ik heb onderzocht of dat consequenties heeft gehad voor het begraven in kerken. Zo heb ik onderzocht of de populariteit van de psalmberijming van Petrus Datheen invloed had op de teksten en de iconografie op de grafzerken. Je ziet dat passages uit de Psalmen werden verwerkt in orgelluiken en preekstoelen, maar dus ook in grafzerken. Vooral de berijmde Psalm 102:2 en 3 en 103:8 waren geliefde teksten. Dat was een grote cultuuromslag in vergelijking met de periode voor de Reformatie. Toen moesten grafteksten de levenden eraan herinneren dat ze voor het zielenheil van de doden moesten bidden.”

Uw onderzoeksgebied bevat zes Amsterdamse kerken. Waarom deze zes?

„Dat had vooral een praktische reden. De administratie van de gravenmaker is voor deze kerken zeer compleet bewaard gebleven. Voor de predikantsgraven –in tegenstelling tot die van gemeenteleden– had ik de fysieke kerkruimte niet nodig. Aan de hand van oude plattegronden en tekeningen heb ik daarvan reconstructies kunnen maken. Voor een ander deel van het onderzoek had ik de grafzerken wel nodig. Dan vallen alle kerken af die inmiddels zijn afgebroken, of kerken waar de grafstenen zijn bedekt onder een nieuwe kerkvloer.”

Hoe is de Reformatie omgegaan met de overgeërfde katholieke erfenis van de begraafcultuur in stadskerken?

„De katholieke erfenis kwam ik duidelijk tegen bij de predikantsgraven. Vóór de Reformatie was het koor van de kerk het domein van de priesters. In het hoogaltaar zat een reliek van een heilige verwerkt. Natuurlijk waren de grafplaatsen rond dit altaar bestemd voor de priesters. Zo ontstonden er ”gradaties van heiligheid”.

Een kerkhof werd verkozen boven een begraafplaats buiten de stad. En op een kerkhof werd men het liefst tegen de kerkmuur te ruste gelegd. Wie geld had, koos weer liever een kerkgraf boven het kerkhof. Binnen de kerkruimte lag men dan weer het liefst zo dicht mogelijk tegen het hoogkoor. Je zou denken dat predikanten na de Reformatie op elke denkbare plaats in de kerkruimte begraven konden worden. Maar dat is niet zo. Je ziet dat predikantsgraven, net als priestergraven, bewust werden geclusterd, niet bij het altaar, maar rond de avondmaalstafel en de preekstoel. De gereformeerden lijken hiermee de katholieke gradaties van heiligheid als het ware voort te zetten.”

Uw onderzoek heeft als titel ”Uit de zekerheid des doods en onzekere uure vandien”. Dit bezig zijn met het levenseinde móet wel iets met u zelf gedaan hebben. Wat?

„Daar kwam ik pas achter toen mijn opa overleed in de periode dat ik mijn scriptie schreef. In de rouwdienst, gehouden in de gereformeerde gemeente in Lisse, kwamen de Psalmen 102 en 103 aan bod: dezelfde psalmen die in de zeventiende en achttiende eeuw zo vaak op grafzerken in kerken werden afgebeeld. Dat raakte me diep.”

Meer over
Beste van RD

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer