Een lagere rechtbank oordeelde in eerste aanleg dat de strafrechtelijke aanklacht tegen Trump kan worden doorgezet omdat hij zich niet kan beroepen op immuniteit. De huidige president Joe Biden won de verkiezingen van 2020. Toenmalig president Trump zette overheidsfunctionarissen onder druk om de uitslag niet te certificeren. Op 6 januari 2021, de dag dat de verkiezingsuitslag officieel door het Congres zou worden bekrachtigd, riep Trump zijn aanhangers op naar het Capitool te gaan om daar van zich te laten horen.

„Je kan ons land niet terugnemen met zwakte. Je moet kracht laten zien”, zei Trump tegen zijn supporters, die daarna het Congresgebouw bestormden met vijf doden tot gevolg.

Trumps advocaten zeiden dat hij niet vervolgd kan worden omdat presidenten immuniteit genieten. De rechters van het hof lieten zich sceptisch uit over de argumentatie van Trumps advocaten. Zo vroeg een van de magistraten zich af of in de redenering van de advocaten een president „een politieke rivaal zou mogen liquideren” zonder vervolgd te worden. Volgens de advocaten had Trump eerst door het Huis van Afgevaardigden en de Senaat afgezet moeten worden, alleen dan zou hij vervolgd kunnen worden voor dingen die hij deed als president.

De strafzaak tegen Trump had eigenlijk op 4 maart moeten beginnen, maar door het hoger beroep is nog onduidelijk wanneer de zaak nu echt inhoudelijk kan beginnen.