Alleen Bijbel kan ”ja-maars” van toverdokter en imam laten zwijgen
Je kunt over iets lezen, maar er komt een moment dat je iets wilt zien, met eigen ogen. De bijeenkomsten bijvoorbeeld, die Stichting Kimon (project Jedidja) organiseert voor gehandicapte kinderen en hun ouders in Guinee-Bissau. Er blijkt over die bijeenkomsten al veel geschreven, maar deze groepsfoto moet je gezien hebben.
Die ontmoetingen zijn niet bedoeld om kinderen definitief uit hun omgeving weg te halen. Wel om enkele dagen weer een beetje mens te zijn. Dat begint met je erover te verbazen dat iedereen er niet aan je voorbijloopt, maar juist naar je toekomt en zegt: Hoe is het met jou? Er zijn momenten van spel (met ’lotgenoten’), van oefenen, van luisteren (naar een Bijbelverhaal) en van zingen (Bijbelliederen). En alles is bedoeld om straks, teruggekeerd in het dorp, werkelijk deel te gaan uitmaken van het gewone leven. Omdat jouw status als niksnut achterhaald blijkt: je bent wel wat. En: je kúnt wat, want je hebt dingen geleerd. Maar nu nog even niet. Nu geldt nog: als gehandicapt kind meer mans worden en zo meer mens. En even weg van die funeste ”ja-maars” van opa’s en ooms, van toverdokters en imams.
Nu kun je met krukken ver komen, maar je zult opgevoed zijn met woorden als „wegwezen” en „uit mijn buurt”.
Hoe komt echte bevrijding tot stand? Hoe krijg je zoiets bovenmenselijks gedaan? Kijk nog eens naar de foto en let op de kinderbijbels. Ook die krijgen ze mee naar huis. In gedachten volg ik hun spoor de hutjes in. Ik zie kinderen bladeren, flarden tekst spellen, pagina’s lezen, of die laten lezen. Reken maar dat er woorden van Jezus voorbijkomen, gesproken tot gehandicapten van toen. Gezaghebbende woorden: Sta op! Word ziende! Kom tot Mij! Ze zijn zo anders dan wat gehandicapten in die hutjes horen: wegwezen! Uit mijn buurt! Al lezend of luisterend kan het zomaar gaan fluisteren in die jonge levens: bij Hem moet ik zijn, bij Hem mag ik zijn. En gebeurt waarop iedereen hoopt. Dat venijnige ja-maars in kinderharten gaan zwijgen.