Canadees zendingsechtpaar in Taiwan verliest geadopteerde zoon aan kanker
Taiwan heeft dringend behoefte aan pleegouders. Daarom richtten David en Ruth Ullstrom vier jaar geleden Taiwan127 op. Ze roepen christelijke families op het eiland op om pleeggezin te worden.
David verruilt in 1988 met zijn vrouw Ruth en zoontje van 2 Canada voor Taiwan. De auto waarmee hij zijn gast oppikt van het station, dateert uit die beginperiode. Regelmatig gaat er iets stuk aan het voertuig. Vaardigt loodst David de wagen door de straten van Kaohsiung en stopt voor de garage. In vloeiend Taiwanees vertelt hij de monteur wat er aan de hand is. Binnen enkele minuten verhelpt de man het euvel.
Thuis op de bank vertellen David en Ruth over hun ervaringen in Taiwan. Buiten gutst het van de regen. Het is een uitvloeisel van een tyfoon die enkele dagen ervoor aan land kwam. Tegelijk is het boven de dertig graden, dus binnen maakt de airco overuren.
In 1988 zendt Overseas Mission Fellowship het stel uit naar het eiland. Ze zullen zich gaan richten op de arbeidersklasse. Het gros spreekt Taiwanees en kan moeilijk bereikt worden met het Evangelie, want de destijds aanwezige zendelingen spreken met name Mandarijn.
Rood haar
Het paar krijgt in Taiwan nog twee kinderen. Zeven jaar na de geboorte van de jongste kloppen de autoriteiten bij hen aan met een bijzonder verzoek: een adoptiebureau in hoofdstad Taipei zoekt een gezin voor de 7-jarige John. Het wordt hun vierde kind, want ze besluiten hem te adopteren. „God neigde onze harten”, blikt David terug. Hij voert het woord, zijn vrouw vult de details aan. En ze serveert Filipijnse koekjes. „Gekregen van vrienden.”
Met zijn Aziatische uiterlijk valt John op in het gezin, al is het maar omdat zijn twee pleegbroers en zijn pleegzus rood haar hebben. Het is een van de redenen waarom bij het echtpaar de vraag rijst of ze er goed aan doen om misschien nóg een kind te adopteren. Ruth geeft les op een school voor kinderen van zendelingen en deelt met de andere docenten hun overwegingen en vraagt collega’s mee te bidden. Enkele dagen later krijgt een van de leraren een telefoontje uit een kindertehuis in Taitung, een stad aan de oostkust van Taiwan. De directeur zegt dat hij een gezin zoekt dat een 10-jarige jongen wil adopteren.
„We wilden eigenlijk een meisje”, zegt David. „Maar Gods wil was misschien anders en daarom belden we de baas van het tehuis. Die zei: „Waarom kom je niet langs om hem te zien?” Het is grappig om te zien hoe God werkt, want we hadden juist voor aankomend weekend oppas geregeld om voor het eerst sinds we kinderen hebben weer eens samen weg te kunnen.”
Trauma
Dat weekend reist het stel naar Taitung, vier uur rijden met de auto. Ze spreken af om snel weer langs te komen, maar dan met de kinderen, zodat die ook de jongen, Ian, kunnen leren kennen. Zo gebeurt het ook en na enkele dagen intensief optrekken met Ian zijn de kinderen teleurgesteld dat hij weer naar het tehuis moet. „Ze dachten dat Ian onmiddellijk met ons mee zou gaan”, lacht David.
Na een paar maanden is het wel zover. Met vijf kinderen worden het drukke jaren voor het echtpaar. Zowel John als Ian heeft een trauma door wat ze meemaakten in hun jeugd. Dat levert veel problemen op, maar David wil er niet over uitweiden. Op de Amerikaanse school waar ze naartoe gaan, gaat het wel goed. „Ze bleken allebei behoorlijk slim en leerden heel snel. Ook onderling konden onze kinderen het goed met elkaar vinden.”
Een verdrietige tijd breekt aan als Ian op 15-jarige leeftijd ziek wordt. Hij blijkt het rhabdomyosarcoom te hebben, een vorm van kanker die het spierweefsel aantast en ook wel wekedelentumor wordt genoemd. Dit type kanker is dusdanig zeldzaam dat de artsen aanvankelijk een verkeerde diagnose stellen. „Dat was Gods goedheid”, zegt David. „Want we redeneerden dat een relatief groot deel van de mensen herstelt van kanker en hadden dus hoop dat Ian beter kon worden. Was meteen duidelijk geweest wat Ian had, dan had dat voor de behandeling weinig verschil gemaakt, maar was de tijd voor ons extra zwaar geweest als we wisten dat hij terminaal was.”
Bemoedigd
Chemotherapie en stamcelbehandeling kunnen Ian niet redden. Na anderhalf jaar vertraging van het ziekteproces wordt duidelijk wat de jongen precies heeft en zeggen de artsen dat ze alleen zijn leven nog kunnen verlengen met meer chemotherapie en bestralingen.
Intussen vechtend tegen zijn tranen vertelt David dat Ian niet meer wilde, omdat de behandeling zo zwaar was. „Ian zei dat hij vrede met God had gevonden. In het ziekenhuis leefde hij intensief met God. Tijdens de stamcelbehandeling moest hij twee weken in speciale isolatie. Met de Bijbel in de hand ging hij naar binnen. Hij vertelde ons later dat God er tot hem had gesproken. „Maak je geen zorgen”, zei Ian. „God heeft mij het leven gegeven en kan het ook weer nemen. Ik weet waar ik heenga.””
Medepatiënten willen eerst niet geloven dat hij ernstig ziek is. „Want terwijl zij bang waren voor de onbekende toekomst, zag Ian er juist gelukkig uit. Hij speelde gitaar en zong liedjes. Bekenden die Ian in het ziekenhuis bezochten om hem moed in te spreken, vertelden later dat juist zij bemoedigd thuiskwamen. Ian geloofde met zijn hart in Jezus en werd terwijl hij in het ziekenhuis lag gedoopt.”
De broer en zus van Ian verblijven in Canada en Singapore, maar zijn er met alle gezinsleden bij als de jongen overlijdt. Voor allemaal is het een zware periode, maar vooral voor de kinderen die in het buitenland studeren is het een schok om hun broer te moeten verliezen. David: „Ruth en ik hadden de tijd om ons op het sterven van Ian voor te bereiden, maar de kinderen zagen hem vooral in de laatste fase van zijn leven. Mijn dochter Sarah, die ervan hield in het Chinees te praten, sprak urenlang met hem in het Chinees. Zij heeft jarenlang gerouwd om zijn dood.”
Het echtpaar gelooft niet dat het toeval was dat ze Ian mochten adopteren. „We hadden echt het gevoel dat God hem bij ons had geplaatst, zodat hij kon ervaren hoe het gezinsleven werkt en waar hij liefde kon ontvangen. In ons had hij ook mensen die voor hem konden zorgen tijdens zijn ziek-zijn, want in het tehuis waar hij zat hadden ze daar geen capaciteit voor. Maar het allerbelangrijkste is dat hij via ons God kon leren kennen.”
Grofgebekt
Op dit moment zorgt de familie Ullstrom sinds een aantal maanden voor een 16-jarige jongen. De bedoeling is dat David en Ruth hem pleegzorg bieden totdat hij zijn middelbare school heeft afgerond. In het verleden bood het echtpaar meermaals aan kinderen voor kortere of langere tijd pleegzorg. De Ullstroms vertellen de ene na de andere anekdote over wat ze als pleegouders meemaakten.
Eens ontfermden David en Ruth zich over twee broertjes van 10 en 6 jaar oud. „Ze waren echt wild”, zegt David, en bovendien grofgebekt. Maar gaandeweg bespeurt het stel een „enorme verandering”. De kinderen ontdekten dat lezen leuk is, leerden aan tafel te eten en David kreeg de oudste aan zijn verstand gebracht dat hij voor zijn jongere broer moest zorgen in plaats van hem een blauw oog te bezorgen. Met grote tegenzin moesten de broertjes twee maanden later terug naar hun moeder.
Groot was hun verbazing toen David vijf jaar later een sms kreeg van de jongste. „Woon je nog steeds in de kerk” stuurde hij. „Ik hou van je en op een dag kom ik langs om je een cadeautje te brengen.” David: „We zorgden maar zo kort voor ze. Toch maakte het blijkbaar een groot verschil in zijn leven.”
In geuren en kleuren vertellen de Ullstroms over een jongen van tien maanden waarvoor ze acht maanden mochten zorgen. Zijn komst viel samen met hun integratie in een nieuwe buurt, waar ze probeerden een gemeente te stichten. „We kenden niemand en baden God hoe we contact konden maken met mensen in de buurt en ze over Hem konden vertellen.” De straat opgaan met het kind bleek uiterst effectief, want veel nieuwsgierige buurtgenoten vroegen wie de kleine jongen was en waarom het stel voor hem zorgde. „Ze toonden zich ook verrast dat we dit belangeloos deden en vonden ons aardig. Gaandeweg ontstond er ook ruimte om te vertellen wat we kwamen doen en buurtgenoten uit te nodigen. Een bevriende zendeling grapte dat elk zendingspaar maar met een buitenlandse baby in een kinderwagen de straat op moet gaan.”
Terwijl de dreumes leerde lopen en overactief was, vingen ze ook eens een meisje van achttien maanden op dat teruggetrokken en angstig was. Omdat ze altijd door vrouwen was verzorgd, was ze bang voor David. Het kind was panisch om in bad te gaan, afkerig van harde geluiden en ging schreeuwen zodra ze alleen werd gelaten. David: „Maar binnen vier maanden veranderde dit meisje compleet. Haar angsten verdwenen. Ze leek op een dichte knop die zich opent tot een prachtige bloem. Uiteindelijk is ze geadopteerd door een Canadese familie en we hebben contact met hen gehouden. We zagen laatst een foto van haar op Facebook. Ze zit nu in groep 4.”
Getuigenis
Van de meeste kinderen voor wie ze zorgden, weten de Ullstroms niet hoe het nu met ze gaat. Een zwaar gehandicapt meisje werd nadat het ruim een jaar bij het stel verbleef in een instelling geplaatst en stierf daar toen ze vier was. „De instelling belde ons, vroeg of we een herdenkingsdienst voor haar wilden houden in onze kerk. Dat hebben we gedaan en er kwamen veel meer mensen dan verwacht, ook niet-christenen. Het werd een betekenisvolle dienst, waarbij er een getuigenis uitging van wat christenen dreef om voor haar te zorgen.”
In 2019 richtte het stel Taiwan127 op. Vorig jaar registreerde de overheid de vereniging. De naam verwijst naar Jakobus 1:27, waar de auteur zorg voor wezen en weduwen „zuivere en onbevlekte godsdienst” noemt. Taiwan 127 wil een brug slaan tussen pleegzorgorganisaties en kerken, legt David uit. „Toen we een cursus volgden om ons te kunnen laten registreren als pleegouders, vroegen we aan de mensen van het pleegzorgbureau wat hun grootste zorg is en hoe wij ze als christenen kunnen helpen. Op nummer 1 stond meer pleegouders. Hieraan is een groot tekort. Twee derde van de Taiwanese kinderen die niet bij hun ouders kunnen opgroeien, moet noodgedwongen worden opgevangen in tehuizen.”
Onwetendheid
David wil geen kwaad woord horen over tehuizen. Wel wijst hij erop dat veel onderzoek uitwijst dat kinderen het beste af zijn in een gezin, iets wat hij en zijn vrouw uit ervaring bevestigen en wat ook een hoofd van een tehuis onderschreef. Het stel kwam erachter dat ook onder christenen in Taiwan grote onwetendheid is over pleegzorg en het tekort aan pleegouders. Het verlangen werd gewekt om hieraan wat te doen. David: „Ik ontdekte dat er in de VS al zeker vijftien jaar een beweging is die kerken aanmoedigt om betrokken te raken bij pleegzorg. Ik zocht contact en hieruit ontstond uiteindelijk Taiwan 127.”
Elke maand bezoekt David een andere Taiwanese kerk om te vertellen over waarom het belangrijk is dat christenen zich openstellen voor pleegzorg. Na afloop deelt hij zijn onlangs uitgekomen boek uit: ”Finding Joy. Loving Taiwan’s Vulnerable Children” (Vreugde vinden. Houden van Taiwans kwetsbare kinderen).
Het paar hoopt dat pleegzorg normaal wordt onder christenen en ze in de Taiwanese samenleving bekend gaan staan om hun liefde en zorg voor kwetsbare kinderen. David: „De visie van Taiwan127 is dat deze kinderen, die nog nooit van Jezus hebben gehoord, bij een christelijk gezin gaan wonen, daar Zijn liefde ervaren en horen hoeveel God van hen houdt.”