Als landen hun huidige klimaatplannen volledig uitvoeren, stijgt de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 8,8 procent ten opzichte van het niveau in 2010. Dat is een „marginale verbetering” in vergelijking met vorig jaar, schrijft UNFCCC. Toen kwam uit het rapport dat de uitstoot in 2030 met 10,6 procent is toegenomen. Echter: in 2030 zou de uitstoot van broeikasgassen met 43 procent afgenomen moeten zijn om de wereld niet met meer dan 1,5 graden te laten opwarmen.

„Uit het rapport blijkt dat regeringen kleine stapjes zetten om de klimaatcrisis af te wenden”, zegt UNFCCC-baas Simon Stiell. Maar hij wijst erop dat er „gedurfde stappen voorwaarts” nodig zijn tijdens de klimaattop COP28 in Dubai die op 30 november begint. „COP28 moet een keerpunt zijn. Regeringen 
moeten het niet alleen eens worden over krachtigere klimaatmaatregelen, maar ook laten zien hoe ze die precies kunnen verwezenlijken.”

Tijdens de klimaattop vindt onder meer de zogenoemde ”global stocktake” plaats. Deze mondiale evaluatie is de eerste sinds wereldleiders in 2015 in Parijs met elkaar afspraken dat de temperatuurstijging onder 2 graden ten opzichte van het pre-industriële tijdperk moet blijven – en bij voorkeur onder de 1,5 graad. Op basis hiervan kunnen landen hun klimaatplannen ook weer bijstellen. Stiell vindt dit dus hét moment om klimaatdoelen bij te stellen en meer actie te ondernemen.

Al eerder dit jaar waarschuwde UNFCCC dat de tijd begint te dringen.

De wereldwijde klimaatdenktank E3G vindt dat landen op de COP28 per sector moeten bekijken wat de maximale uitstoot is. Ook moet er veel meer hernieuwbare energie bij en moet efficiënter met energie worden omgegaan tegen 2030. Bovendien hoopt de organisatie op afspraken om fossiele brandstoffen volledig uit te faseren.