„En het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft Hetzelve niet begrepen.”

Behalve het licht dat zowel de goeden als de kwaden hebben, is er nog een bijzonder licht dat God alleen aan de Zijnen geeft. Namelijk: dat het eeuwige Woord Zichzelf aan Zijn uitverkorenen openbaart door het gepredikte Woord en door de Heilige Geest. Door Woord en Geest wil Hij het Licht van Zijn volk zijn.

In het paradijs openbaart God Zich spoedig na de val aan Adam en Eva. Hij liet voor hen een heldere straal van Zijn Licht schijnen, waardoor hun harten verlicht en vertroost werden. Ze zouden van hun lijden, waarin de slang hen had gebracht, eenmaal verlost worden. Daarover spreekt God (Genesis 3:15): „Het Zaad der vrouw (dat is Christus) zal voor u de kop van de slang vertreden.”

Over dit Licht hebben Adam en Eva aan hun kinderen en verdere nakomelingen gepredikt dat Het eenmaal in de wereld zou komen. Ook Noach heeft dit Licht gezien en het verder aan de mensen van zijn tijd geopenbaard. Na de zondvloed vernieuwt God deze belofte en spitst die daarna steeds meer toe. Want Hij sprak tot Abraham (Genesis 12:3 en 22:18): „In u en door uw Zaad zullen alle volken of geslachten op aarde gezegend worden.” Op deze manier ook tot Izak en Jakob (Genesis 26:24 en 28:14) en eindelijk ook tot David (Psalm 132:11): „De Vrucht van uw lichaam zal Ik op uw troon zetten.”

Maarten Luther,
reformator te Wittenberg

(”God is liefde”, 1538)