„Kerkelijk forenzen kan mogelijkheden tot evangeliseren beperken”
Wekelijks een blik op de kerkelijke bladen, aangevuld met citaten uit de kerkelijke wereld.
„We reizen als christenen wat af met elkaar. (…) Met de auto op pad naar een goede christelijke basisschool, twee dorpen verderop. Met de auto op pad naar een Bijbelse middelbare school. Met de auto op reis naar de zondagse kerkdiensten. Naar catechisatie of vereniging. Naar de Bijbelschool. (…) Noem maar op. Ik noem dat in dit artikel maar even: kerkelijk forenzen.
Heeft dit gereis een keerzijde? (…) Als je betrokken bent bij een school of kerk in een andere plaats, dan heeft dat gevolgen voor de binding met de plaats waar je woont. Die binding met je eigen omgeving zal minder snel en minder spontaan groeien. Misschien zul je zelfs wat vervreemden van de plek waar je woont. (…) En andersom, je zult juist meer contact krijgen met mensen van een andere plaats. Bijvoorbeeld door de kerkelijke gemeente verderop.
Nu kun je denken: wat is het probleem? (…) Inderdaad hoef je niet te spreken over beter of slechter. (...) Toch valt er meer over te zeggen. En dan denk ik vooral aan onze roeping om te evangeliseren. Wij zijn immers geroepen om getuigen te zijn. Getuigen van onze opgestane Heere Jezus Christus. Getuigen in een wereld vol met mensen die Hem helemaal niet kennen. (...) Juist in die wereld zijn wij geroepen. Juist in die omgeving mogen wij een zoutend zout zijn en een lichtend licht. (…) Als we de mensen niet spreken, niet kennen en geen tijd met hen doorbrengen, dan is er naar de mens gesproken ook weinig mogelijkheid om iets van God te laten zien. Uiteraard, de Heere kan ook dan werken. (...)Een concreet voorbeeld. In onze kerk hebben we een tijd lang geprobeerd om het werk van kinderevangelisatie op te pakken. Onder andere door op een middag of avond iets te organiseren, waar kinderen in de basisschoolleeftijd aan konden deelnemen. De organisatie was goed. Er werd veel tijd gestopt in de voorbereiding ervan. Echter, het bleek heel erg moeilijk om kinderen te bereiken die niet lid zijn van onze kerk. Een van de oorzaken daarvan was dat ‘onze’ kinderen (over het algemeen gesproken) niet zo veel contacten en vriendschappen hadden met kinderen in ons eigen dorp.
Pleit ik er nu voor om alleen maar naar school te gaan in je eigen dorp? Of alleen maar lid te worden van een kerk in je eigen wijk? Nee, uiteraard niet. Zo bedoel ik het zeker niet. Ik wil graag laten zien dat de bewuste keuze om elders naar de kerk of naar school te gaan meerdere kanten heeft. En dat het gevolgen kan hebben voor dingen waarbij wij misschien zelf minder snel stilstaan.
Maar wat zouden we dan concreet kunnen doen om dit op te lossen? Ik denk dat het al winst is, als de bewustwording op dit punt mag groeien. (…) Ik denk niet aan grote evangelisatieacties. Dat mag uiteraard. Maar ik ben ervan overtuigd dat effectieve evangelisatie niet afhankelijk is van grote acties. Begin maar met kleine dingen. Loop bijvoorbeeld elke dag tien minuutjes buiten hetzelfde rondje in je wijk. Groet de mensen die je tegenkomt. En zorg dat je geen haast hebt, maar juist wat speling in je tijd. En wie weet kun je nu of later iets laten zien van je christenzijn.”
In De Bazuin, gereformeerd familieblad, schrijft ds. C. Koster onder de titel ”Geloofskilometers” over de voor- en nadelen van „kerkelijk forenzen”.