Raad van State: fiscus zette ons op verkeerde been met invordering
De Raad van State heeft lange tijd niet geweten dat de terugvordering van kinderopvangtoeslagen de betrokken ouders in diepe financiële ellende stortte. Dat kwam omdat de Belastingdienst op de zitting altijd meldde dat er een betalingsregeling zou komen, „maar er werd ons een ander verhaal verteld dan in werkelijkheid gebeurde”, zei voorzitter Bart Jan van Ettekoven, sinds 2017 voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen de parlementaire enquêtecommissie die het fraudebeleid van de overheid onderzoekt.
De regeling hield volgens Van Ettekoven in dat - mits er geen sprake was van fraude of grove schuld - er in beginsel 24 maanden werd terugbetaald en dat bij het terug te betalen maandbedrag rekening werd gehouden met de financiële draagkracht en leefgeld voor basisvoorzieningen (beslagvrije voet). Eventuele restanten kwamen dan „op de plank terecht ter verjaring. Maar in de praktijk pakte dit heel anders uit, bleek later”, zei Van Ettekoven. De richtlijnen werden niet gevolgd en de Raad van State had hier zelf geen zicht op. Van Ettekoven vindt „dat we dieper hadden moeten doorvragen „.
Dat rechters tot in hoogste instantie lang vasthielden aan de harde koers van de Belastingdienst komt volgens Van Ettekoven door onduidelijkheid in de wet. Rechters gaan de wet dan zelf interpreteren. Sinds 2006 was volgens de voorzitter „voor iedereen duidelijk” dat er sprake was van een dwingend karakter van de betreffende wetten Wet Kinderopvang en van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Dat betekende dat ook kleine onregelmatigheden bepalend waren voor een negatief besluit en dat ouders dan alle ontvangen toeslagen moesten terugbetalen.
Zeker twintig rechtsgeleerden hebben hierover uiteenlopende opvattingen. Sommigen menen dat terugvordering kón maar niet verplicht was, hield de commissie voor, maar „dat zeiden ze achteraf”, zei Van Ettekoven. Hij wees erop dat de Tweede Kamer zelf in veel wetten de bepaling dat ‘het kan’ heeft vervangen in dat ‘het moet’. De Raad van State behandelde in dertien jaar tijd 1800 kinderopvangtoeslagzaken.
Pas in 2019 ging de hoogste bestuursrechter om en werd milder geoordeeld, onder meer omdat de rechtbanken in Den Haag en Rotterdam zich tegen de harde koers keerden. Een van de lessen die zijn geleerd is dat rechtbanken en de Raad voortaan informatie met elkaar moeten delen, vindt Van Ettekoven. Ook vindt hij het „buitengewoon spijtig en niet goed” dat de Raad niet was ingegaan op de zorgen die de rechters in Rotterdam al in 2014 naar voren brachten.