Oud-directeur Toeslagen „kritisch maar ook trots” op werk bij fiscus
Den Haag. Voormalig toeslagendirecteur Gerard Blankestijn kijkt „kritisch, maar ook trots” terug op zijn werk bij de Belastingdienst. De dienst Toeslagen heeft onder moeilijke omstandigheden „naar eer en geweten” haar werk gedaan, al erkent hij ook dat in die tijd „schade is toegebracht aan de rechtsbescherming van burgers”.
Dat zei Blankestijn donderdag tijdens zijn verhoor door de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid.
Blankestijn had naar eigen zeggen te maken met strenge wetgeving, druk vanuit de politiek om hard op te treden tegen fraude en bovendien een organisatie die onvoldoende was toegerust om toeslagen uit te keren aan miljoenen mensen, zei hij.
Met te weinig mensen en een ongeschikt ict-systeem werd de Belastingdienst opgezadeld met de „wezensvreemde taak” om toeslagen uit te keren. Binnen een organisatie die gericht was op het innen van belastingen werd de afdeling Toeslagen met scepsis bekeken, schetst Blankestijn. „En dan deden we het ook nog eens niet goed.”
Door de strenge fraudewetgeving en de beruchte alles-of-nietsbenadering bij de kinderopvangtoeslag, kon het enorme gevolgen hebben als ouders een foutje maakten in hun aanvraag of niet hun hele eigen bijdrage betaalden. Blankestijn wist dat, en waarschuwde naar eigen zeggen wel degelijk de politieke top. Maar daar stopte hij mee omdat er toch niet naar hem werd geluisterd.
SP
Doorslaggevend daarbij was volgens de oud-topambtenaar een oproep van de SP in de Tweede Kamer in 2016 om boetes kwijt te schelden van ouders die aangesloten waren bij een frauderend gastouderbureau. Die motie werd met overweldigende meerderheid verworpen.
De hele politiek wil het zo, concludeerde de oud-toeslagendirecteur, en als „loyaal ambtenaar” zag hij geen andere mogelijkheid dan daarin mee te gaan. „Misschien hadden we wel meer lawaai moeten maken”, denkt Blankestijn achteraf.