Meditatie: Messiaanse beloften
1 Petrus 1:5
„Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in de laatste tijd.”
De Engel des Heeren verscheen Mozes in een vuurvlam uit het midden van een braambos. Hij zag, en ziet: het braambos brandde in het vuur, en het braambos werd niet verteerd (Exodus 3:2).
De heerlijke Persoon Die hem verscheen, was de Engel des Heeren. Deze Engel des Heeren was geen geschapen engel, maar een goddelijk Persoon. Zo blijkt duidelijk: Hij komt voor als de Jehova Die tot Mozes spreekt en Die Zijn heerlijke Naam, naar wie Mozes vroeg, Zelf verklaart: „Ik zal zijn, Die Ik zijn zal.” Hij noemt Zich de God van Abraham, Izak en Jakob. Hij beschrijft Zich in Zijn goddelijke eigenschappen als de Alwetende, de Almachtige, de Onveranderlijke en de getrouwe Verbondsgod.
Mozes wenst de zegenwens, die hij van God afbidt, de stam van Jozef toe (Deuteronomium 33:16): „En van het uitnemendste der aarde en haar volheid, en van de goedgunstigheid Desgenen, Die in het braambos woonde, kome de zegening op het hoofd van Jozef, en op de schedel des afgezonderden van zijn broederen!”
Deze Engel des Heeren is bepaaldelijk de Zoon Gods, de aan de vaderen beloofde Messias, geweest. Hij is meermalen aan de patriarchen als een Engel verschenen en Hij komt ook in de rol des boeks voor als de Engel van Gods aangezicht, de Engel des Verbonds, de Engel in Wiens binnenste Gods Naam is. Zo stemmen zelfs sommige oude Joodse rabbijnen toe.
Christiaan Salomon Duytsch, predikant te Mijdrecht
(”De gelukstaat, de roem en de bewaring van een gelovig christen, voorgesteld in drie leerredenen”, 1779)
Christiaan Salomon Duijtsch is geboren in 1734 in Hongarije. Hij wordt rabbijn, maar komt tot geloof in de „gekruisigde Christus”, zo schrijft hij in zijn autobiografie ”Gods wonderlijke leiding”. Duijtsch is van 1777 tot zijn dood in 1795 predikant te Mijdrecht.