Meditatie: Ongeveinsd
Lukas 12:2
„Er is niets bedekt, dat niet zal ontdekt worden en verborgen, dat niet zal geweten worden.”
Het alziend oog van God moet ons afhouden van geveinsdheid en valse oogmerken van het hart. Een roomse raadsheer, een man die zeer eenvoudig, rechtvaardig en vol oprechtheid in zijn bedieningen was, gaf toen hij een huis gebouwd wilde hebben, een man veel geld voor het bouwen. Maar hij zei daarbij dat hij deze man, als hij door kunst zijn huis zo kon verzinnen en bouwen dat iedereen zijn daden zou kunnen zien, hem nog eens zoveel wilde geven. Dat was een teken van oprechtheid: als iemand kan wensen dat een ieder mocht zien wat in zijn hart is. Al was uw hart als een glas van kristal, dat alle mensen in konden zien, God kan er toch klaarder in zien, dan u door een kristallen venster.
Wacht u dan dat God niet bevindt dat geveinsdheid in uw ziel gehuisvest wordt. „Want daar is niets bedekt, dat niet ontdekt zal worden, en verborgen, dat niet zal geweten worden” (Lukas 12:1-2). Maar omdat alle dingen niet alleen ontdekt zullen worden, maar ook reeds ontdekt en aan God bekend zijn, hoe behoorde u dit tot oprechtheid aan te sporen? Het gevoel van Gods alwetendheid was het dat Paulus zo zorgvuldig de geveinsdheid deed mijden. „Wij spreken niet als mensen behagende, maar God, Die onze harten beproeft (1 Thessalonicenzen 2:4). Davids voornemen was dat zijn mond niet overtreden zou, omdat God het hart beproeft (Psalm 17:3).
Christopher Love, predikant te Londen
(”De alomtegenwoordigheid en alwetendheid Gods”, 1690)