In Bosnië-Herzegovina zijn vijf voormalige commandanten van de Bosnisch-Servische strijdkrachten aangehouden wegens hun vermeende rol bij de massaslachtingen rond de plaats Srebrenica tijdens de afscheidingsoorlog in 1995. Duizenden moslimmannen en -jongens werden vermoord nadat de omsingelde plaats werd ingenomen door Bosnisch-Servische troepen. De VN hadden vergeefs geprobeerd met behulp van Nederlandse blauwhelmen de moslimenclave uit het strijdgewoel te houden en de moslims er te beschermen.
Een speciaal hof dat in het nog steeds verscheurde land oorlogsmisdaden onderzoekt, stelt dat de vijf betrokken zijn geweest bij de arrestatie en executie van circa zeventig van de slachtoffers.
Bij het uiteenvallen van Joegoslavië ontstond in 1995 een oorlog tussen de drie belangrijkste bevolkingsgroepen. De Serviërs die geen afscheiding van Joegoslavië wilden, de Kroaten die ook niets voor een onafhankelijk Bosnië-Herzegovina voelden en de moslimgemeenschap. De oorlog duurde drie jaar en eindigde vooral dankzij westerse bemoeienis in een nederlaag van de Bosnische Serviërs in de strijd tegen een coalitie van Kroaten en moslims.
Het land is nog steeds verdeeld in een Servische entiteit en een moslim-Kroatische federatie. In de oorlog zijn naar schatting 100.000 mensen omgekomen. Oorlogsmisdaden zijn berecht door zowel internationale gerechtshoven als lokale rechtbanken wat tot zeker vijftig veroordelingen heeft geleid. De Bosnisch-Servische politieke leider, Radovan Karadzic, en de militaire leider, generaal Ratko Mladic, zijn door een internationaal gerechtshof tot levenslang veroordeeld, vooral wegens hun rol bij de massamoorden rond Srebrenica die door een internationaal hof als volkerenmoord zijn bestempeld.
