Dit verklaarde de Bosnisch–Servische ambulancechauffeur Branislav Gligic maandag voor het Joegoslavië–Tribunaal. Hij getuigde in het proces tegen Naser Oric, de militaire leider van de moslims van Srebrenica. Oric staat voor het VN–hof in Den Haag terecht voor misdaden waarvan Serviërs voor de val van de enclave het slachtoffer werden, onder meer bij moslimovervallen op omliggende Servische dorpen.

Gligic, die als hulpverlener naar Ratkovici werd geroepen, zag gruwelijk verminkte lijken. Zo was bij een Servische man de penis afgesneden en in zijn mond gestoken. De getuige zei dat hij de verminkte lichamen „nooit zal vergeten". Van het platgebrande dorp waren alleen nog maar wat muren over. „Geen enkele kamer was nog intact", aldus Gligic.

De moslimovervallen op de omliggende Servische dorpen zijn van Servische kant vaak aangevoerd als rechtvaardiging voor de aanval op Srebrenica in juli 1995. Na de Servische verovering van de enclave werden duizenden moslims vermoord. In het internationale oorlogsrecht zijn misdaden van de tegenpartij geen rechtvaardiging voor eigen misdaden.

Gligic sprak ook nog over overvallen op andere Servische dorpen. Bij een van die acties hebben de moslims volgens hem 57 Serviërs gedood.