Nelleke Hoekman voelt zich thuis in een islamitisch land
Nooit heeft ze heimwee naar Nederland. „Mijn leven lang zou ik wel in Oman willen blijven”, verzucht Nelleke Hoekman (39), deze zomer even terug in Nederland. Zes jaar geleden verhuisde ze met haar gezin naar het Midden-Oosten. „Als ik ooit terugkom, ga ik in die hoge flats wonen, tussen de gesluierde vrouwen.”
Hoe kun je je thuis voelen in een land waar de bevolking geen christen mag zijn, waar het ’s zomers 50 graden is en waar angst alom regeert? Hoekman stelt zich die vraag eerder andersom. Wat is er aantrekkelijk aan een land waar billboards met schaars geklede vrouwen hangen, waar mensen half bloot op straat lopen en kerkelijke meiden korte rokjes dragen? „Ik voel me daar zó ongemakkelijk bij. In Nederland word ik, meer dan in Oman, geconfronteerd met uitingen van een leven zonder God.”
Tegelijk ziet ze ook hoe in Oman het rijk van de boze heerst. „Omdat er maar weinig getuigen zijn geweest van de Heere Jezus. Mensen leven zó in angst.” Dat begint al met hoe zij hun kinderen opvoeden. „Pas op, Nelleke heeft naalden in haar tas”, waarschuwen vrouwen hun kinderen als ze in haar buurt iets stouts doen. Of: „Er zijn dieven op straat”. Leven in vrijheid en vertrouwen lijkt in Oman ver weg. „Ik heb een vriendin bij wie om de vijf minuten een stem op haar telefoon zegt: „Denk aan Allah.” Om maar punten te scoren.”
Nederlandse christenen zijn gewend om te praten in voordelen voor ná dit leven, zegt ze. „Het leven in Oman laat mij sterker beseffen welk verschil het geloof maakt voor het leven hier en nu: dat je niet in angst leeft, omdat je weet dat de Heere Jezus de macht over zonde, dood en duivel heeft.”
Omaanse vrouwen ervaren onder elkaar geen vrijheid, merkt ze. „Gewoon gaan zitten en vertellen hoe je je écht voelt, dat kennen ze niet. Mensen leven altijd achter een masker. Als ik een vrouw complimenteer met haar jurk, is dat voor haar alsof ik een vloek over haar uitspreek. Ze gelooft dat ik dan afgunstig ben, zo van: Ik hoop dat jou iets overkomt, want ik wil dat kledingstuk zelf hebben. Dat denken zit diep. Mensen komen daarom moeilijk bij elkaar.”
Hoekman voelt zich geroepen om te laten zien dat het anders kan. Haar manier van leven raakt mensen en roept vragen op, merkt ze. „Aanwezig zijn is in veel gevallen genoeg.”
1 Wie ziet u als u in de spiegel kijkt?
„Voor de buitenwacht ben ik vooral de sterke, krachtdadige, zelfbewuste vrouw. Maar ik zie het meisje van vroeger, voor wie de wereld overweldigend en intens is. Dat komt omdat mijn hart altijd openstaat voor mensen en hun leed. Onrecht maakt me boos, omdat ik geloof dat God er boos over is. Vaak verzucht ik: Hoe lang nog? Wanneer begint de nieuwe wereld, waarin alles recht is?
Ik kan lijden aan goddeloosheid. Vroeger, in Moerkapelle, vond ik het altijd spannend om langs het enige café in ons dorp te fietsen. Die mensen die zonder God leefden… Hoewel ik beschermd ben opgegroeid, had ik al jong een verlangen om de wereld in te gaan. Het was geen vraag of ik voor mijn studie verpleegkunde op buitenlandstage zou gaan. Eenmaal in Ethiopië wist ik: hier wil ik op een dag wonen.
Een tijdje was het buitenland uit beeld. Tussen ons tweede en derde kind zit een gat, waarin ik uit de running was. Door de bevalling van onze eerste stond m’n bekken scheef, maar daar kwam ik pas na vijf jaar achter. Intussen hadden we een tweede kind en kregen de lichamelijke klachten weerslag op mijn mentale gezondheid. Het werk als verpleegkundige kon ik niet meer aan en voor de kinderen zorgen lukte niet meer. In die crisis heb ik beter leren begrijpen wie ik ben, hoe God mij gemaakt heeft. Achteraf ben ik blij dat ik op jonge leeftijd een nieuwe start kon maken.
Jacob en ik wisten van elkaars verlangen om de wereld in te gaan, al spraken we daar niet vaak over. Hij ging zich als journalist specialiseren in het Midden-Oosten en reisde steeds meer. Na de geboorte van Ymke, in 2014, herstelde ik goed. Toen werden we onrustig. Van het idee dat we gewoon zo door zouden gaan in Nederland. We gingen Arabisch leren en hoorden over de mogelijkheid in het Midden-Oosten te gaan wonen en ons leven te delen met de mensen daar. Zo verhuisden we in 2017 naar Oman.”
2 Waar en hoe komt u tot rust?
„Ik heb weinig rust. Ons leven is vol, hoewel dat niet zo is gepland. We staan open voor wat er op het moment zelf op ons afkomt. Dat is in Oman een levensstijl geworden. Een paar maanden voor ons verlof kregen we al vragen: Kun je dan afspreken? Geen idee. Ik plan liever niet verder dan een paar dagen vooruit.
Tot rust kom ik als ik alleen ben, het liefst binnen de muren van onze tuin. Voor die momenten moet ik knokken, want in Oman verwachten mensen dat ze zomaar kunnen binnenlopen en mee-eten. Ooit dacht ik dat wij best goed bezig waren met gastvrijheid. Maar de Omani gaan zó ver. Het eerste wat ze doen als ze iets hebben, is weggeven. De ander belangrijker achten dan jezelf zit in hun cultuur. Ook als het gaat om de tijd die je van elkaar vraagt. Dat kan niet „even snel”, zoals Nederlanders weleens zeggen.
Afstand nemen we verder op de wekelijkse rustdag – voor ons de vrijdag. Op zondag gaan de kinderen naar school. Vrijdags bezoeken we een internationale kerk. Door bijvoorbeeld de muziekstijl voelen we ons er niet 100 procent thuis. Maar als je altijd met gelijkgezinden optrekt, heb je minder om van te leren. Mooi vind ik de schuldbelijdenis aan het begin van elke dienst, waarna de predikant de gemeente vrijspreekt in Naam van Jezus.
Voor de lokale bevolking zit kerkbezoek er niet in. Dan wacht hun een verhoor op het politiebureau, problemen op het werk en vooral in de eigen familie. Eigenlijk is iedereen in Oman moslim. Hoewel wij weten dat er ook mensen zijn die de Heere Jezus volgen. In het geheim.”
3 Wat vindt u belangrijk in uw vakantie?
„Los zijn van m’n telefoon. Het voelt heel asociaal om die uit te zetten. Omani begrijpen niet hoe je kunt zeggen: „Dat heb ik nodig.” Wat jij nodig hebt, is totaal onbelangrijk.
In Nederland voelt het vakantieleven dichterbij dan in Oman. Hoewel mensen hier ook graag tijd met je willen doorbrengen. Sommigen, ook buiten vrienden en familie om, vliegen me om de nek als we elkaar weer zien: „Ik heb je zo gemist!” Dat geeft me weleens het gevoel dat het nooit genoeg is. Het zwaarste in mijn leven is dat er altijd mensen op je wachten, iets van je willen.
Ook in Nederland blijven berichten uit Oman binnenkomen. Van de week nog van iemand die graag wil dat de imam bidt voor haar zieke kind. Ze vroeg om het nummer van zijn vrouw, een vriendin van mij. Ik weet dat de imam over zo’n kind allerlei toverspreuken gaat uitspreken. Dus ik heb in een spraakberichtje gezegd: „Ik vind het moeilijk, want je weet dat ik in Jezus geloof en in Zijn kracht. Mag ik ook voor je kind bidden?” Eronder typte ik een gebed, „in de Naam van Jezus”.
Ik ben weg, maar nog steeds onderdeel van de gemeenschap. Privétijd bestaat niet in Oman. Het bestaat niet dat ik op tijd naar huis ga om de kinderen op bed te leggen. Als je kinderen moe zijn, gaan ze gewoon liggen en vallen ze in slaap.”
4 Welk boek ligt er momenteel op uw nachtkastje?
„We verblijven tijdens ons verlof in het huis van een boekenfan. Ik heb twee boeken uit de kast gepikt. ”Brood voor een gebroken wereld”, een hernieuwde uitgave van ”Armenspiegel”, geschreven door Otto de Bruijne. Als kind raakten mensen die in armoede leven me al. Nog steeds kan ik het gevoel oproepen waarmee ik vol passie bij een spreekbeurt stond te vertellen hoe erg straatkinderen het hebben. Ik geloof dat de Heilige Geest me als kind al bewust maakte van de nood in de wereld.
Het andere boek, ”Zangvogels” van Christy Lefteri, gaat over een van de vele Sri Lankaanse vrouwen die hun gezin achterlieten om bij een rijke familie te gaan werken. Bijna elk Omaans gezin heeft zo’n huishoudster, die ze gebruiken als slaaf. Van ’s ochtends tot ’s avonds wordt ze ingezet. Onder deze vrouwen komt veel misbruik voor. Dit boek geeft hun een stem.
Mijn eigen huishoudster komt ook uit Sri Lanka en is christen. Ik bid vaak voor al die christelijke vrouwen die het vreselijk zwaar hebben. Door hun manier van leven en praten kunnen zij licht en hoop brengen in gezinnen.”
5 Met welke persoon uit heden of verleden zou u weleens (hebben) willen praten?
„Met Peter Zwemer, een geëmigreerde Nederlander uit Amerika, die rond 1900 op zijn dertigste in Oman ging wonen. Als volgeling van de Heere Jezus, te midden van een 100 procent niet-christelijke omgeving. Hij startte een schooltje voor slavenjongens. Mij inspireert zijn liefde voor de mensen en het werk dat hij deed in uitermate zware omstandigheden. Er was toen nog geen airco, terwijl het in Oman ongezond heet is. Na drie jaar was Zwemer zo ziek en verzwakt dat hij overleed. Hij gaf zijn leven. Ik denk dat hij en ik dezelfde passie en hetzelfde verlangen delen.”
6 Waar luistert u naar?
„Ik houd van rustige muziek en van psalmen. Door onze internationale contacten is mijn geloofstaal wat veranderd naar het Engels. In die taal bid en zing ik. Onder het koken luister ik vaak naar een Amerikaans gezin dat hymns zingt. Of naar het album ”Shine” van Graham Kendrick. ”Kom Jezus, kom, vul dit land met Uw glorie” – zo’n lied vertolkt mijn verlangen naar Gods Koninkrijk en onze taak daarin.”
7 Wat is de missie van uw leven?
„Mensen verbinden. Laten zien wat het leven met de Heere Jezus kan betekenen. En mensen een kans geven. Dat laatste is ook de missie van ons buurthuis in Oman, waar ik als teamleider kinderen uit een onveilige thuissituatie een fijne plek wil geven. In het buurthuis werken we samen met allerlei mensen, christenen en niet-christenen. We kunnen veel van ons leven delen door alle contacten daar. Dat gaat heel natuurlijk en spontaan. Ik denk vaak automatisch aan een Bijbelverhaal als er iets gebeurt of gezegd wordt. Een bemoediging of gebed is makkelijk te delen. Als mensen ons verdenken van bekeringsdrang is het antwoord altijd hetzelfde: Wij zijn absoluut niet in staat om iets te veranderen aan het hart van mensen. De Heilige Geest gaat Zijn verborgen weg. Als mensen vragen hebben kunnen ze natuurlijk wel altijd bij ons terecht. Het huis staat open. Weet je, het valt toch wel op dat we anders zijn. De liefde en het respect waarop Jacob met mij omgaat, en wij met onze kinderen, bijvoorbeeld. „Laat jij Nelleke in jouw auto rijden?” vragen mannen hem soms.”
8 Welke Bijbeltekst betekent veel voor u?
„Ik heb niet één tekst. Liefst lees ik de evangeliën, over hoe de Heere Jezus met mensen omging. Zijn leven wil ik graag naleven. Zoals staat in het lied ”Jezus wandelt door de straten, er staan mensen om Hem heen”. Als Hij afstand probeerde te nemen, kwam de menigte weer achter Hem aan. Dát leven ervaar ik dagelijks. Daarom voel ik me nu ontzettend moe. De vraag is echter: Wat wil God dat ik doe? Als ik moe ben en tóch mensen bezoek, kom ik vaak vol vuur en dankbaarheid terug. Ja, dan verloochen ik liever mezelf.”
9 Terugkijkend op de voorbije jaren: wat was een diepte- en wat een hoogtepunt?
„Hoogtepunten zijn als de Omani’s iets van hun hart laten zien. Zo zei de vrouw van een imam eens dat ze het liefst alleen wilde sporten, behalve als ze ons kon meenemen. Ik vroeg: Wat maakt dan het verschil? „Met jullie kan ik echt zijn wie ik ben”, antwoordde ze.
Dieptepunten zijn momenten waarop ik onze kinderen zie worstelen. Als ze niet mee mogen voetballen, omdat het potje alleen voor moslims is. Onze zoon heeft eens meegemaakt dat zijn klasgenoten om hem heen gingen staan en in het Arabisch baden dat hij van het vuur gered zou worden. Moet je je voorstellen, als je 11 bent! Als moeder vraag ik me dan af: wil ik dit voor mijn kinderen? Voor thuisonderwijs kiezen we niet, omdat we echt onderdeel willen zijn van het leven daar. Gelukkig gaan ze met plezier naar school en heeft onze oudste zoon inmiddels hechte vriendschappen opgebouwd.”
10 Hoe kijkt u naar de toekomst?
„Op korte termijn moeten we beslissen of we terug naar Nederland gaan, want onze oudste zoon gaat volgend jaar studeren. Liefst zou ik m’n hele leven in Oman blijven. Ik houd van de manier van leven daar. De kansen, de vrijheid. Zeker in de begintijd dacht ik niet meer in Nederland te kunnen wonen, met de vele sociale verplichtingen. Langzaam begin ik meer aan het idee te wennen.
Mijn leven delen met mensen in nood, dát is mijn roeping. Als ik weer in Nederland zou wonen, zou ik geen scheiding meer willen maken tussen geloof en wereld. Dus niet even meedraaien in een kinderclub in een andere stad of wijk. Niet dat daar geen harten door geraakt worden, maar ík zou het niet meer kunnen. Alles wat ik uitdraag moet verweven zijn met het leven van alledag en daar niet los van staan.
In de Apeldoornse wijk waar we nu verblijven wonen aan de ene kant van de weg veel refo’s. Aan de overkant staan hoge flats. Toen we hier een paar dagen waren, kon ik niet anders dan oversteken. Ik liep daar, huilend, omdat ik ontferming voelde en de bewoners zo graag meer liefde, vrede en hoop gun. Als ik ooit terugkom, dan ga ik daar wonen, dacht ik. Niet aan de overkant.”