Jurist: Kerk hoeft niet bang te zijn voor rechter, laat uitspraak oggiN Ede-Wekerom zien
De rechtbank Gelderland heeft de oud gereformeerde gemeente in Nederland (oggiN) te Ede-Wekerom in het gelijk gesteld in een geschil met een lid dat de kerkenraad aanklaagde.
Dat blijkt uit een uitspraak van 23 mei 2023 die de rechtbank deze maandag publiceerde.
Wat is er gebeurd?
Het geschil ontstond in 2018. De man zou te ver zijn gegaan in het contact met een getrouwde vrouw uit de gemeente. De kerkenraad verzocht de man daarom zijn functie als organist neer te leggen. De man was het niet eens met de werkwijze van de kerkenraad. Zijn vraag om onderzoek door een onderzoekscommissie van het kerkverband werd niet gehonoreerd omdat de kerkelijke weg van appel (beroep) via de classis loopt.
In november 2018 deelde de kerkenraad de man mee dat hij onder stille censuur (afhouding van de sacramenten) was geplaatst. Dit mede naar aanleiding van feiten die de vrouw op tafel had gelegd. Ook betreurde de kerkenraad het dat de man de kwestie in de openbaarheid had gebracht. Kort daarop vroeg de man zijn lidmaatschap op.
Waarom ging de man naar de rechter?
In juni 2020 wilde de man met zijn gezin weer lid worden. De kerkenraad wilde dat de man eerst openbare schuldbelijdenis zou doen en dat wilde hij niet. In 2021 vocht hij, bijgestaan door mr. P.T. Pel, bij de rechtbank twee kerkenraadsbesluiten aan: het besluit om hem in 2018 onder stille censuur te plaatsen en de weigering om hem in 2020 weer toe te laten.
Wat onderzocht de rechtbank?
De kerkenraad, bijgestaan door mr. P.J. den Boef, wilde dat de rechter het lid niet-ontvankelijk verklaarde, omdat dit niet de kerkelijke rechtsgang was gevolgd. De rechtbank ging daar niet in mee, met name omdat hij in 2020 als niet-lid geen appel kon doen op de classis.
Omdat kerken volgens artikel 2:2 van het Burgerlijk Wetboek worden geregeerd door hun eigen statuut, besloot de rechter vervolgens tot een marginale toetsing. Dat wil zeggen dat de rechter controleerde of de kerkenraad zich aan de regels van het eigen kerkrecht (in dit geval de Dordtse Kerkorde) had gehouden én aan de fundamentele rechtsbeginselen.
Welke uitspraak deed de rechter?
De rechter concludeerde dat dit laatste inderdaad het geval was: de kerk had de eigen regels gevolgd. De rechtbank stelde het lid in het ongelijk en veroordeelde hem tot het betalen van de proceskosten van de kerkenraad.
Wel had „de wijze van communicatie vanuit de kerk beter gekund” rond de tuchtmaatregel in november 2018. De rechtbank kan de eiser „volgen in zijn standpunt dat hij bij het gesprek op 2 november 2018 is overvallen met nieuwe feiten.”
Verder had de man de kerkenraadsleden aangeklaagd voor onbehoorlijk bestuur. De rechter rekende daarmee af, want de vordering was niet tegen de individuele kerkenraadsleden ingesteld, maar tegen de kerk.
Zijn er vergelijkbare eerdere rechterlijke uitspraken?
In 2008 deed het gerechtshof in Arnhem een uitspraak in een slepende kwestie tussen de christelijke gereformeerde kerk in Zeewolde enerzijds en ds. H.R.H.A. de Boer anderzijds. Volgens het gerechtshof was ds. De Boer niet ontvankelijk omdat hij de kerkelijke rechtsgang niet gevolgd had, terwijl de kantonrechter in Lelystad eerder nog ds. De Boer in het gelijk had gesteld. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het gerechtshof.
In 2017 dwong de rechtbank van Middelburg de gereformeerde gemeente van Kruiningen juist een censuurmaatregel tegen een oud-ambtsdrager op te heffen. Volgens de rechtbank had de kerkenraad de eigen kerkelijke procedures niet nauwkeurig gevolgd.
Wat is het belang van deze uitspraak?
Mr. drs. Auke Dijkstra, advocaat bij Watermill Tax & Legal en kerkrechtpromovendus aan de Theologische Universiteit Kampen | Utrecht, publiceerde over vergelijkend tuchtrecht en de rol van de burgerlijke rechter in kerkelijke geschillen. Hij geeft aan: „In de uitoefening van de kerkelijke tucht en toelating van leden hebben kerken veel autonomie, op grond van de vrijheid van godsdienst. De burgerlijke rechter toetst hier heel terughoudend op, zo blijkt ook nu. In die zin is deze uitspraak in lijn met de jurisprudentie. Als iemand het niet eens is met de kwalificaties van de kerkenraad of zaken procedureel graag wat anders zou zien, is dat voor de rechter niet genoeg om er een streep door te halen.
Overigens, los van dit alles gebruikte de man wel een erg stevige optie om weer lid te kunnen worden. Hij wilde via de burgerlijke rechter de kerkenraad dwingen hem toe te laten en publiek fouten toe te geven. Als de vordering al kans van slagen zou hebben gehad, is het de vraag hoe vruchtbaar het was geweest als de man op een dergelijke manier weer lid was geworden. De kerk is geen voetbalvereniging, waar je lidmaatschap kunt afdwingen. Je kunt niet voorbijgaan aan een duidelijke belemmering.”
Wat kunnen kerken hiervan leren?
Dijkstra: „De man kon zich, toen hij in 2020 weer als lid wilde worden toegelaten, niet beroepen op de classis omdat hij geen lid was. Kerken kunnen overwegen of het in alle gevallen een juist criterium is dat je belijdend lid moet zijn om aanspraak te kunnen maken op de kerkelijke rechtsgang. Als iemand niet bij de kerkelijke rechtsgang terechtkan, zorgt dat er namelijk voor dat de burgerlijke rechter de zaak sowieso ontvankelijk verklaart en gaat beoordelen. Het is wenselijker als een kwestie kerkelijk intern behandeld kan worden.
Je ziet verder in deze uitspraak dat het voor kerkenraden belangrijk blijft om zorgvuldig te handelen. Maar deze uitspraak laat óók zien dat te veel angst voor de burgerlijke rechter niet nodig is. Als de rechter ziet dat de kerk over het algemeen zorgvuldig heeft gehandeld, mag er op een ondergeschikt punt best een keer geen 10 gehaald worden. Anders gezegd: de rechter begrijpt dat de kerkenraad ook mensen zijn. De rechter pakt de kerk niet op een foutje, maar houdt afstand.”