Herbouwde Fokker D.21 is het levenswerk van Jack van Egmond
Hij vliegt voor het publiek op 22 september,wanneer het 322 squadron in Leeuwarden 80 jaar bestaat: de unieke Fokker D.21. Met de Engelse testpiloot Dan Griffith aan de stuurknuppel. „De D.21 is mijn levenswerk”, vertelt bouwer Jack van Egmond (77).
Griffith was na zijn eerste vlucht in april vol lof over de vliegkwaliteiten van de herbouwde Fokker D.21. „Het toestel vliegt fantastisch”, zei de piloot. „Bijna net zo goed als een Spitfire.” Eind juni steeg hij op van vliegveld Hoogeveen voor de officiële presentatie van het toestel. „Griffith noemde het een van de betere vliegtuigen uit die tijd”, verzekert Van Egmond in de veranda achter zijn huis in Nijverdal.
Sinds zijn veertiende is Van Egmond in de greep van de D.21. „Het is een ongeneeslijke ziekte; er helpt geen medicijn tegen”, verklaart hij quasi-verontschuldigend. „Bij luchtvaartmuseum Aviodrome, dat destijds nog bij Schiphol stond, heb ik mijn eerste tekeningen gekocht van de Fokker. Ik wilde er een schaalmodel van bouwen. Dat heb ik ook gedaan.”
Van Egmond rolde geleidelijk aan de historische luchtvaart binnen. „In de jaren zeventig heb ik Warbirds opgezet. Met dat bedrijf heb ik afgelopen jaren 32 vliegtuigen gerestaureerd tot vliegende staat. Daaronder is de Nederlandse Spitfire. Met een Duitse Messerschmitt uit de Tweede Wereldoorlog heb ik ook een keer gevlogen.”
Als kenner wordt hij in de jaren tachtig betrokken bij de bouw van de Fokker D.21 voor het militaire luchtvaartmuseum in Soest. „Helaas kan dat toestel niet vliegen. Op het laatst is dat niet gegaan zoals het moest.”
Zijn documentatie van de D.21 groeit gestaag. In 2002 legt Van Egmond contacten in Finland. „Dat land heeft de Fokker D.21 in 1945 met succes ingezet, tegen de Russen.” Het levert hem een aantal originele onderdelen op. In Denemarken tikt hij de poten van het landingsgestel op de kop. „Maar daarmee had ik nog steeds geen motor en ook geen propeller.”
Wanneer het militaire luchtvaartmuseum in 2014 naar het Nationaal Militair Museum in Soesterberg verhuist, ruikt Van Egmond een kans. „Wij moesten voor het museum een Farman HF.10, een van de eerste Nederlandse militaire verkenningstoestellen, bouwen voor het museum. De deal was dat wij in ruil daarvoor een motor en een propeller voor de D.21 zouden krijgen.”
Na jaren verzamelen heeft de techneut uit Nijverdal alles van een D.21 in huis, behalve de romp en de vleugels. „Die moesten we dus zelf bouwen.” Hij legt contacten met de Rijksluchtvaartdienst. Een vliegend vliegtuig moet over alle certificaten van luchtwaardigheid beschikken. „We kregen toen een deskundige in huis, die nu hoofdingenieur bij Fokker is.”
Aanvankelijk wilde Van Egmond toestel 223 nabouwen, dat in de meidagen van 1940 was neergestort bij Wassenaar. Met een lach: „De piloot daarvan was wachtmeester Jack van Zuijlen. Zijn voornaam vond ik nogal aantrekkelijk.”
Neergestort
Maar het liep anders. Van de 412 benodigde tekeningen had Van Egmond er 397. Een cruciale tekening ontbrak: die van een hoofdligger waarmee de vleugels zijn bevestigd aan de romp. „Toen hoorde ik dat er een D.21 was tentoongesteld in het Crashmuseum Aalsmeerderbrug, de 229 van sergeant Koos Roos. We kregen op een oudejaarsavond toestemming om dat stuk op te meten en te fotograferen.”
In de schuur achter zijn huis begint Van Egmond met het lassen van de romp. In Hoogeveen werken andere familie- en teamleden aan de bouw van de vleugel. „Op een zaterdag hebben we in een loods in Hoogeveen de romp en de vleugel in elkaar gepast, samen met de nagebouwde hoofdligger.”
Zo vordert de bouw gestaag. Dat de motor niet de originele Bristol Mercury is, is volgens de vliegtuigbouwer geen probleem. „De Curtiss Wright van 875 pk past er gewoon in.”
Het valt hem op hoe degelijk de Fokker in elkaar is gezet. „Qua techniek is het echt hoge kwaliteit.” Toen de Duitsers Nederland in de meidagen van 1940 Nederland binnenvielen, kwamen ze tegenover een geduchte tegenstander te staan. „Qua snelheid was de Fokker de mindere, maar als het op wendbaarheid aankwam, moesten de Duitse Messerschmitts het afleggen. Helaas waren er maar 28 D.21’s operationeel. Maar samen met de 10 tweemotorige Fokker G.I-jagers hebben ze wel het vijfvoudige aan Duitse toestellen neergehaald. Er is gezegd dat Hitler daarom heeft afgezien van de geplande sprong naar Engeland.”
Wat Van Egmond betreft is de D.21 zijn laatste project. Nu nog beginnen aan het bouwen van een vliegende Fokker G.I: hij ziet het niet meer zitten. „Ik sta ermee op en ik ga ermee naar bed. Dat zien de meeste mensen niet. Die bewonderen alleen het eindresultaat. Bovendien, wie legt er even 12 miljoen euro op tafel?”
Veel zogeheten warbirds, vliegtuigen uit de oorlog, verdwijnen naar het buitenland. Maar dat gaat niet gebeuren met de D.21, verzekert de bouwer. „Ik heb hem aan mijn zes kleinkinderen geschonken. Alle zes zijn ze gek op vliegtuigen. Ook de jongste van vierenhalf. Bij de presentatie van de D.21, eind juni, had-ie z’n eigen Fokker van Playmobil meegenomen. Die moest naast het vliegtuig staan bij het maken van de foto. Hij zei: „Jij bent nu nog klein, maar straks als je groot bent, kun je ook vliegen.””