Wat de econoom kan leren van de filosoof
De exacte dag weten we niet, maar dat het in 1723 gebeurde, dát staat vast. Ik heb het over de geboorte van Adam Smith, een filosoof uit Schotland die vooral bekend is als de grondlegger van de economische wetenschappen. Hij staat zo bekend omdat zijn bekendste werk ”The Wealth of Nations” over het algemeen wordt gezien als het eerste boek waarin economie behandeld wordt als wetenschap.
Noem zijn naam en de kans is groot dat de eerste associatie die iemand met Smith heeft, de term ”onzichtbare hand” is. Elk individu, aldus Smith, probeert uit eigen belang vooruit te komen. Hoewel mensen daarbij het algemeen belang niet op het oog hebben, bevorderen ze dat wel. Dat doen ze zonder het überhaupt door te hebben, de reden waarom Smith sprak van een ”onzichtbare hand”.
Omdat Smith vooral in verband wordt gebracht met die term, wordt hij doorgaans aangezien voor iemand die een meedogenloze vrijemarkteconomie voorstaat. Er staan echter meer passages in zijn boek die het zeer de moeite waard zijn om aan de vergetelheid te ontrukken. Ze zijn zeer belangrijk voor de economische actualiteit en de discussies anno 2023 en werpen 300 jaar na de geboorte van Smith een ander licht op deze grondlegger van de economische wetenschappen.
Een voorbeeld is zijn uitspraak dat „geen samenleving kan floreren als een groot aantal van de leden ervan arm en miserabel is”. Dat sluit niet bepaald aan bij het idee van een extreme vrijemarkteconomie zonder ingrijpen van de overheid (die we, om in Smiths terminologie te blijven, de ”zichtbare hand” zouden kunnen noemen). Vrijheid is voor Smith een cruciale voorwaarde voor toename van de welvaart, maar de ándere voorwaarde die hij expliciet noemt, is het vermogen zich te verplaatsen in een ander. Vandaar het citaat.
Daarnaast komen we in zijn magnum opus een uitspraak tegen die we juist in turbulente tijden zoals we thans meemaken, niet vaak genoeg onder de aandacht kunnen brengen. In mijn ogen is die minstens zo belangrijk als wat hij schrijft over de onzichtbare hand. Ik heb het over een passage waarin Smith stelt dat „de natuurlijke neiging van ieder individu om zijn eigen situatie te verbeteren zo krachtig is, dat die neiging alleen, zonder enige assistentie, niet alleen in staat is om de maatschappij welvarender te maken maar ook in staat is om op die weg honderden obstakels te omzeilen die menselijke wetten opwerpen”. Ofwel: er is niets dat innovatie en daarmee vooruitgang kan stoppen. Ik vertaal dat als: de toekomst is altijd zonniger dan het verleden. Nogal een belangrijke conclusie, zeker anno 2023, dunkt me.
Tot slot: in de dikke pil die ”The Wealth of Nations” is, komen we geen enkele wiskundige formule tegen, geen economische modellen. Dat boek is een exercitie van logisch nadenken, je verstand gebruiken en debatteren. Huidige economen doen er goed aan zich meer als filosofen dan als wiskundigen op te stellen.
De auteur is hoofdeconoom bij OHV Vermogensbeheer.