Raad: DNA afnemen vóór veroordeling is grote inbreuk op privacy
De Raad voor de rechtspraak vindt het afnemen van DNA voordat een verdachte is veroordeeld voor een misdrijf een grote inbreuk op iemands privacy. Daarom vraagt de raad justitieminister Dilan Yeşilgöz om haar wetsvoorstel dat dit mogelijk zou maken beter juridisch te onderbouwen.
Met het voorstel wil Yeşilgöz ervoor zorgen dat meer DNA-materiaal van veroordeelden in een databank wordt opgeslagen. Nu kan vaak geen celmateriaal worden afgenomen, omdat veroordeelden onvindbaar zijn, bijvoorbeeld omdat ze naar het buitenland zijn gevlucht. Daarom pleit de minister voor een afname tijdens de aanhouding. Als er meer DNA in de databank staat, kunnen strafzaken makkelijker worden opgelost, redeneert de minister.
In het wetsvoorstel staat dat het celmateriaal van een verdachte wordt vernietigd als deze onschuldig is, of als het vergrijp veel lichter blijkt dan gedacht. Dit zou dan jaarlijks bij 17.400 verdachten het geval zijn. Bij die groep zou volgens de raad een onterechte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer worden gemaakt.
Het rechtsorgaan stelt dat bij het wetsvoorstel vooral is gekeken naar de effectiviteit, terwijl volgens de raad vooral moet worden vastgesteld of de maatregel proportioneel is.