GBS belegt Psalmzangavond ”1773” in Dordrecht
Onder de klanken van Psalm 21, waarin organist Pieter Heykoop memoreert dat „door ons nog eeuwen lang, God geloofd wordt met psalmgezang”, vullen vierhonderd zanglustigen de Grote Kerk in Dordrecht.
De Gereformeerde Bijbelstichting (GBS) hield hier vrijdag een psalmzangavond ter gelegenheid van het 250-jarig bestaan van de psalmberijming van 1773. „Dat de zaken die in de psalmen voorkomen, waarheid worden in de harten”, zegt GBS-voorzitter ds. A.C. Rijken in zijn welkomstwoord. „In de psalmen wordt het Woord vertolkt”, aldus de emeritus predikant binnen de Hersteld Hervormde Kerk. „Ze zijn voor velen tot troost, in benauwdheid of ziekten, tot op sterfbedden toe. Dat ze toch niet van ons zullen worden weggenomen.”
Langzaam en gedragen klinkt ”’t Betaamt ons psalmen aan te heffen, die lieflijk zijn en harten treffen”, gevolgd door ”Daarom, o Heer’, zal ik U eer bewijzen, met psalmgezang, waar ’t hart door wordt geraakt”. Organist Pieter Heykoop zet met zijn begeleiding raak de toon.
Buigen
Ds. B.J. van Boven, predikant van de gereformeerde gemeente te Wekerom, houdt korte meditaties over de te zingen boetpsalmen (38, 51), Messiaanse psalmen (45, 72), historische psalmen (78,105), pelgrimspsalmen (84, 121) en lofpsalmen (9, 149). Terugkerend refrein in de meditaties is de vraag of de hoorders deze psalmen bevindelijk in hun hart kennen. En: of ze, met Psalm 149, voor de Koning hebben leren buigen.
De kerken mogen dankbaar zijn voor de psalmen die ze de afgelopen 250 jaar mochten zingen, vindt ds. C.J. Meeuse, emeritus predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten. De invoering van de psalmberijming in januari 1775, die door de overheid werd opgelegd, ging niet zonder slag of stoot. Er was sprake van een oproer in plaatsen als Vrouwenpolder, Westkapelle, Maassluis en Vlaardingen, met politiegeweld en plunderingen, zo schetst ds. Meeuse in zijn historische inleiding op de psalmberijming van 1773 de gebeurtenissen in die tijd.
De invoering van een psalmberijming had volgens hem de taak van de kerk moeten zijn, niet van de overheid. Die gaf geen ruimte voor een nationale synode. Op last van de Staten-Generaal werd een commissie uit verschillende provinciale synodes bijeengeroepen. Die moest over de nieuwe berijming oordelen, en verzamelde psalmen uit verschillende bestaande berijmingen: van Johannes Eusebius Voet, van het genootschap ”Laus Deo, Salus Populo” en van Hendrik Ghijsen.
Ds. Meeuse wijst op de „verlichtingstaal” in de berijming. „Men beijverde zich deugdzaam te zijn, het pad der deugd te betreden.” Ook het toen gangbare woord Opperwezen komt nergens in de Heilige Schrift voor, evenals vergelijkbare aanduidingen als Opperheer, Opperkoning, Oppermajesteit en Oppervoogd. „We hoeven ze niet allemaal krampachtig te verdedigen. Ze hoorden bij die tijd.”
De dichters van ”1773” waren nogal divers, stelt de emeritus predikant. Daartoe behoorden remonstranten en „zelfs” een vrijmetselaar. „Maar het voornaamste is niet wie de dichter was. Het gaat om het resultaat van de gedichte tekst. Die moet je naast de grondtekst van de Bijbel kunnen leggen.”
De kerk mag blij zijn met ”1773”, vindt ds. Meeuse, temeer omdat God verzen die op jonge leeftijd zijn geleerd, later „in gedachten” wil brengen. „Ons past ootmoed in het beoordelen van berijmingen die God rijk gezegend heeft. Het verachten van de berijming van Datheen is ook ongepast. Gebreken mogen worden aangewezen, maar weet dat deze berijming door God zijn gebruikt zijn, tot op de brandstapels toe.”