Daarin moet duidelijker komen te staan dat religieuze neutraliteit een vereiste is voor agenten in uniform. Zij mogen zich dus niet tooien met hoofddoekjes, kruisjes, keppels en overige uitingen die te maken hebben met een bepaalde religie of levensovertuiging. Voor agenten die geen uniform dragen, blijft daar wel ruimte voor.

Momenteel is het neutraliteitsvereiste al wel opgenomen in de uit 2011 daterende Gedragscode Lifestyle-neutraliteit. Die bevat de bepaling dat agenten in contacten met het publiek afstand moeten nemen van onder meer zichtbare uiting(en) van (levens)overtuiging vanwege hun bijzondere positie. De zogeheten Kledingregeling, die Yeşilgöz zonder wetswijziging kan aanscherpen, bepaalt nu alleen uit welke kledingstukken het politie-uniform bestaat; over draagwijze en uitstraling staat niets op papier.

Mede daardoor steken discussies over hoofddoekjes van tijd tot tijd toch weer de kop op. De laatste die daar een balletje over opgooide, was Johan van Renswoude, coördinator racismebestrijding van het nationale korps. Hij stelde in november in een interview in NRC dat het beter bij deze tijd past om diversiteit, „ook in hoe je eruit ziet”, toe te staan.

Een meerderheid van de Tweede Kamer is die proefballonnetjes moe en wil dat Yeşilgöz duidelijkheid biedt. In november kwam dat tot uiting toen negentig Kamerleden instemden met een motie van PVV-Kamerlid Helder. Daarin stond dat de mogelijkheid voor het dragen van een hoofddoek nu echt moest worden uitgesloten, via een aanpassing „van de ter zake geldende regelgeving”. CDA en SGP hielpen de motie, waar behalve de PVV ook VVD, SP, FVD, Groep Van Haga, JA21, BBB en Omtzigt voor waren, aan een meerderheid.