Dat schrijft minister Veerman van Landbouw aan de Tweede Kamer in antwoord op kamervragen van de SP.

Dieren mogen alleen genetisch worden veranderd als daar een „substantieel maatschappelijk belang” mee is gediend, stelt Veerman. Hij sluit niet uit dat het ontwikkelen van een zogeheten hypoallergene poes een zeker maatschappelijk nut heeft. De bewindsman denkt daarbij aan het gezondheidsbelang van mensen die een sterke allergische reactie krijgen als ze in aanraking komen met poezen.

Veerman vindt wel dat er in dit geval „een uiterst zorgvuldige en terughoudende opstelling is geboden.” Een eventuele aanvraag voor een vergunning voor het maken van een genetisch veranderde poes zal hij voorleggen aan de Commissie Biotechnologie bij Dieren. Op basis van diens advies besluit Veerman of de productie van de hypoallergene poes ethisch aanvaardbaar is.

In dezelfde brief aan de Tweede Kamer schrijft Veerman dat staatssecretaris Van Geel van Milieu dit voorjaar met andere EU-lidstaten gaat nadenken over de ethische kanten van genetische modificatie van dieren voor voedselproductie, sport en vermaak. De regering vindt dat ethische aspecten moeten worden meegewogen bij het beoordelen van aanvragen voor het op de markt brengen van genetisch veranderde dieren.

De Kamer debatteerde dinsdag met Veerman en Van Geel over biotechnologie. De fracties maakten hierbij duidelijk dat Nederland en Europa voorzichtig en terughoudend moeten zijn met genetische aanpassingen bij dieren en planten voor de landbouw, wetenschap, voeding of geneeskunde. Het CDA pleitte ervoor een raad voor ethiek en biotechnologie op te richten die alle nieuwe ontwikkelingen toetst.

Van Geel vindt biotechnologie van „groot maatschappelijk belang en van grote economische betekenis. Het is onweersproken dat biotechnologie grote kansen biedt om problemen op het gebied van landbouw, voeding en gezondheid op te lossen.”