Vanuit Argentinië terug naar Italië, vanuit een religieus motief
De wissel is om. Argentinië herbergde vanaf eind negentiende eeuw vele Italiaanse emigranten. Volgens schattingen is inmiddels zelfs meer dan de helft van de Argentijnen van Italiaanse oorsprong. Maar er is een tegenbeweging aan de gang. Argentijnen gaan in Italië wonen. Sommigen doen dat met een religieus motief – hoewel de motivatie niet altijd oprecht is.
Decennialang was Argentinië voor Europeanen een geliefd emigratieland, met name tussen 1880 en 1930. Voor Italianen was het, na de Verenigde Staten, zelfs de meest gekozen Amerikaanse bestemming. Tal van namen in Argentinië herinneren aan deze invasie, zoals die van de huidige paus: Bergoglio.
Wie zijn de Argentijnen die elke dag lange rijen vormen voor het dichtstbijzijnde Italiaanse consulaat? Allemaal mensen die teleurgesteld zijn over de huidige economische en sociale malaise in hun land. En die daarom voor zichzelf of voor hun kinderen proberen de Italiaanse nationaliteit te krijgen, waarop zij door hun afstamming recht hebben. Het kan maanden of zelfs langer dan een jaar duren voordat het uitreisvisum beschikbaar komt. Sommige Argentijnen stappen daarom gewoon op het vliegtuig en proberen in Italië zelf hun visum voor dat land of een andere Europese bestemming los te krijgen.
Onder de reislustigen is een behoorlijke groep die Italië opzoekt met een geestelijk doel. Bijvoorbeeld Jorge Baleztena en Sheila D’Onofrio met hun twee dochters, 8 en 11 jaar oud. In februari kwamen ze in Italië aan, nadat ze hun baan in het onderwijs in Argentinië opgezegd hadden. „God gaf het ons in het hart om te emigreren.”
Ze hadden zich gerealiseerd dat het niet makkelijk zou zijn zich aan te passen aan een andere cultuur, een (inmiddels) vreemde taal en manier van leven. „We zijn God dankbaar voor Zijn voorzienige leiding in kleine en in grote dingen. Het leidde tot onmisbare contacten, zelfs op de arbeidsmarkt.”
Beschouwen ze zichzelf als zendeling? „O nee, we zijn gewoon christelijke immigranten die dienstbaar willen zijn.” En dat zíjn ze inmiddels ook al, in een kleine kerkelijke gemeente op het eiland Sicilië.
Vergelijkbare ervaringen en eenzelfde levensdoel hebben Juan Manuel Vigil en Andrea Astellano, met hun zoons van 20, 15 en 8 jaar, die ook nog maar kortgeleden op Sicilië neerstreken. „Steeds weer zagen wij de goede hand van God over ons leven, bijvoorbeeld toen wij de eerste tijd zowel een huis als een auto in bruikleen kregen.”
Met anderen beseffen Jorge en Sheila dat het bezit van de Italiaanse nationaliteit een fundamentele vereiste is in hun nieuwe situatie. „Dan gaan er op allerlei terreinen deuren open.”
Zendingsland Europa
Juan Carlos Di Rosa ziet zelfs nog grotere voordelen in het bezit van de Italiaanse nationaliteit. Hij kwam in 1993 al naar Italië, toen hij 21 was. „Met een Italiaans paspoort kun je ook verder Europa in trekken, dat tegenwoordig meer dan ooit behoefte heeft aan christelijke waarden.” Momenteel is hij predikant van een nieuw gestichte gemeente in de provincie Ragusa, ook op Sicilië.
Het was indertijd niet zijn eigen beslissing om uit Argentinië weg te gaan. „We gingen met het gezin. Mijn vader wilde na 45 jaar Argentinië terug naar zijn geboorteland Italië. Hij was voorganger en doceerde ook aan het Seminario Bíblico de Fe. Op verzoek van drie Italiaanse kerken zou hij op Sicilië ook een dergelijke theologische opleiding starten.”
Zoon Juan Carlos was bij vertrek uit Argentinië al afgestudeerd aan het seminarie van zijn vader. Na aankomst op Sicilië sloten vader Manuel, moeder Mafalda en Juan Carlos zich aan bij een plaatselijke protestantse gemeente. „Dat ik mijn best deed om Italiaans te leren en bereid was in de kerk te helpen waar nodig, leverde mij veel vertrouwen op. Culturele en religieuze vooroordelen vielen weg. In de bijna dertig jaar dat ik bij deze kerk aangesloten was, ben ik actief geweest als jeugdleider, bestuurder, zondagsschoolmeester, voorganger en begeleider. Inmiddels leiden mijn Italiaanse vrouw en ik een kerk in de naburige stad Comiso. Makkelijk is het allemaal niet geweest… maar ook weer niet onmogelijk.”
Dubbele taak
De familie Di Rosa vertrok dus niet uit Argentinië om financiële redenen. Maar eenmaal in Italië moest ze wel brood op de plank zien te krijgen. De ouders konden leven van hun onderwijstaak aan het nieuw opgerichte Bijbels seminarie. Hun jonge zoon pakte van alles aan: hij was schilder, werkte in een kas, was elektricien, loodgieter en bakker. „Zo lukte het om mijn jonge gezin te onderhouden. Sinds vijf jaar heb ik naast mijn werk als voorganger ook een eigen bedrijf in klimaatbeheersing. God heeft mijn werk in Zijn dienst tienvoudig gezegend”, aldus Juan Carlos.
Enigszins vergelijkbaar verging het Osvaldo Giovanini en Dora Goya. In Argentinië zaten ze tot over hun oren in het kerkelijk, opleidings- en zendingswerk. In 2006 kwamen ze met twee kleine jongens (nu 27 en 23 jaar oud) naar de Italiaanse regio Toscane. Dankzij hun Italiaanse nationaliteit vonden ze werk en kerk. „Wij voelden ons geroepen tot zendingswerk in Italië en begonnen ons daar als gezin op voor te bereiden. Dat heeft zo’n vijf jaar in beslag genomen. Maar al vanaf het begin begrepen we dat het Gods bedoeling was dat we naast het zendingswerk ook een baan in de maatschappij zouden zoeken. Dat was in die tijd helemaal nieuw. We zijn echter bevestigd in onze overtuiging dat je juist op deze manier kunt integreren in de maatschappij, echt bij de Italianen kunt gaan horen.”
Tot op de dag van vandaag, nu het predikantsechtpaar de kerk Soar in de havenstad Livorno dient, heeft het een dubbele taak gehouden. En ook zij hebben ondervonden dat God deuren voor hen opende op maatschappelijk en op kerkelijk terrein.
Predikantengroep
„Veertien jaar geleden”, zegt Silvina Laura Chacoma, „vertrok mijn man Pablo Ruggiero in z’n eentje naar Italië, om te proberen de Italiaanse nationaliteit in zijn paspoort te krijgen. Het duurde gelukkig maar drie maanden, zodat ik en onze twee jongens, die nu 17 en 19 jaar zijn, hem algauw achterna konden reizen. We voelden dat God ons in Italië wilde hebben, hoewel we in Argentinië een goede baan hadden en meedraaiden in het pastorale team van een kerk in de stad Rosario. Ons doel was en is nog steeds dat mensen Jezus leren kennen als het Leven en niet als een zoveelste geestelijk leider.”
Pablo vond onmiddellijk werk en ze sloten zich aan bij een plaatselijke gemeente. Sinds zes jaar leiden ze nu een huisgemeente, King’s Brescia, zegt Silvina, die als docente Spaans werkt. De predikantsvrouw is ervan overtuigd dat het hebben van kinderen meewerkte om contact met de Italiaanse samenleving te krijgen. Het echtpaar maakt ook deel uit van een groep predikanten en predikantsvrouwen die maandelijks bij elkaar komen en samen projecten aanpakken. ”Verenigde Kerken” noemen zij zich.
Smet op kerkenwerk
Osvaldo en Dora Giovanini, die eerder in deze reportage aan het woord kwamen, worden vaak geraadpleegd door andere Argentijnen die naar Italië willen emigreren. „Je hebt zendelingen die zich geroepen voelen om in Italië te gaan werken. En we zijn blij dat God blijft roepen, ondanks de financiële problemen in Argentinië. Maar ook spreken we veel broeders en zusters die erkennen geen roeping van God te hebben. Zij willen emigreren op zoek naar ander werk en een betere toekomst voor hun kinderen.”
„Waar we ons echter zorgen over maken is een derde groep. Mensen die zeggen dat ze door God geroepen zijn, maar niet uitgezonden zijn door een gemeente, op eigen initiatief hierheen komen en niet zijn opgeleid voor werk in Gods Koninkrijk. Ze zoeken aansluiting bij een Italiaanse gemeente en proberen van haar financiële steun te krijgen en hulp bij het vinden van werk en woonruimte. Maar als ze dat voor elkaar hebben, verdwijnen ze. Zij werpen echt een smet op het kerkelijke werk. Wij als gezin en als kerk leren ook in dit soort situaties de juiste weg te vinden.”
De auteur werd in Argentinië geboren. Zij levert vanuit Italië bijdragen aan de Spaanse nieuwsdienst Protestante DIgital.
Juan Carlos Di Rosa (m.) met zijn ouders, Manuel en Mafalda. beeld PDig