Prof. dr. Jos de Kock over zijn nieuwe handboek kerkelijk jeugdwerk: Jongerenwerker moet leraar én luisteraar zijn
Het nieuwe handboek kerkelijk jeugdwerk van prof. dr. Jos de Kock is geen overzicht van wat wel en niet werkt. Toch biedt het stof tot nadenken voor de praktijk van alledag. „Vraag je af waar je zit in het speelveld. Ben je vooral leraar of ook een luisteraar?”
De Kock, rector en hoogleraar praktische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) in Leuven, schreef het boek ”The Five Questions” samen met Bård Norheim, hoogleraar praktische theologie in Noorwegen. Samen akkerden ze tweehonderd artikelen en honderd boeken door. Veertig jaar internationaal wetenschappelijk onderzoek is zo geordend aan de hand van, zoals de titel aangeeft, vijf vragen, zoals: wie zijn de jongeren in het jeugdwerk? en: wat is het doel van kerkelijk jeugdwerk? Donderdag is er in Leuven aan de ETF een „inspiratiedag” naar aanleiding van het boek.
Voor wie is uw boek bedoeld?
„Voor mensen die van kerkelijk jeugdwerk hun specialisme hebben gemaakt: wetenschappelijke onderzoekers en studenten, maar ook onderzoekers en leiders in kerken en jeugdwerkorganisaties.
Ons boek wil de Schrift, de theologie en disciplines zoals pedagogiek en psychologie verbinden rond de studie van jeugdwerk.”
Kunnen jeugdwerkers die met hun voeten in de klei staan ook iets leren van uw boek?
„Zeker. Ik zie het jeugdwerk als een speelveld met daarin allerlei posities. Er zijn verschillende onderwerpen waarbij jeugdwerkers verschillende posities innemen.
Het eerste is: wat is het doel van jeugdwerk? De ene jeugdwerker zegt: De ontwikkeling van de individuele jongere in zijn geloof. Volgens een ander is het kerkelijk jeugdwerk een bouwsteen in de opbouw van de kerkgemeenschap.
Een tweede onderwerp is geloofsontwikkeling. De een betrekt dit alleen op het persoonlijke geloof in God en het navolgen van Jezus. Volgens de andere positie, die internationaal veel naar voren komt, moet jeugdwerk de totale persoonlijke en sociale ontwikkeling van de jongere beogen.
Een derde, spannende vraag is: ben je als jeugdwerker vooral leraar of kun je ook luisteren? Ik zie in het onderzoek steeds meer begrippen als ”de profetische stem van jongeren”. God openbaart Zich, theologisch gezien, ook in hún leven.
Het is bij deze thema’s belangrijk dat je weet waar je staat op het speelveld en waarom je zo in de wedstrijd zit. Ook moet je naar de ander luisteren en die proberen te begrijpen. Speel de verschillende posities juist niet tegen elkaar uit.”
Er moet nog veel onderzoek gebeuren, zegt u. Wat zou u zelf nog graag willen weten?
„Ik ben benieuwd naar onze idealen van volwassenheid in het jeugdwerk. We hebben beelden van wat een goede volwassen gelovige is. Maar waarom vinden we dat onze jongeren zó moeten worden?
Een ander aangelegen punt voor mij is: luister naar de onderdrukte stemmen. Wat hebben die jongelui ons te zeggen, die niet naar de jeugdvereniging of in de kerk komen? Wat zegt God ons via hen?”
Eén van de vijf vragen in uw boek is: „Waar is God in het jeugdwerk?” Wat is uw antwoord?
„God stelt Zich, theologisch, in de kinderdoop al present bij het begin. Maar ook in het jeugdwerk laat God Zich kennen, bijvoorbeeld als er een vertrouwensband ontstaat tussen jongere en jongerenwerker.
Jeugdwerkers denken misschien: Ik ben gereedschap in Gods hand. Maar er is meer: God is óók aanwezig in het leven van jongeren. De vraag is dan niet alleen welk instrument ik zelf ben, maar ook: wat werkt God uit in mijn leven, door middel van jongeren en kinderen?”