In de kerk wordt het volgens dr. Bram van de Beek niet fijn of plezierig
De theoloog dr. Bram van de Beek houdt van de kerk. Met grote liefde schrijft hij in zijn boek ”Thuis” over haar en haar liturgie.
Het boek is geboren in coronatijd, toen de livestream de fysieke samenkomsten goeddeels overnam. Van de Beek is daar uitgesproken kritisch over. Hoe kan het ook anders, want Christus is werkelijk aanwezig, present in de kerk. En daarom moet je er gewoonweg zijn. Van de Beeks spreken over de kerk en haar liturgie is sacramenteel geladen.
Protestanten zouden er goed aan doen juist het hoofdstuk over de liturgie (hoofdstuk 7) zich toe te eigenen. Want de geweldige rijkdom, de grootsheid van het samenkomen in Zijn aanwezigheid krijgen kleur en klank wanneer Van de Beek schrijft over het ontmoeten, ontvangen, geven, zingen en eten. Dit besef doortrekt het hele boek en geeft het soms een wat meditatief karakter.
Mediteren over de kerk, deden we dat maar wat meer! Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat ons samenkomen vaak bestaat uit ”naar de kerk gaan” om predikant A of B te horen. Van de Beek maakte bij mij het besef van de realiteit van Hebreeën 12:22-25 opnieuw wakker!
De kerk heeft toekomst, jazeker, maar dan wel de kerk die fysiek samenkomt en cultuurkritisch is. Daarbij zijn een klassieke liturgie, belijdend spreken en een door de ambten geregeerde kerk onmisbaar. Van de Beek poneert stellig: Ons heil ligt vast in de objectieve werkelijkheid van God, in de dood en opstanding van Zijn Zoon, in de werking van de Geest in de kerk, in de objectieve werkelijkheid van de doop, de eucharistie, de preek (als goddelijk oordeel!) en de liturgie als vorm van samenkomen. In alles gaat het om Gods objectieve werkelijkheid van de nieuwe schepping, waarin christenen leven en die in de kerkdienst tot uitdrukking komt en gevierd wordt.
Beleving
Vuurbang is van de Beek voor iedere subjectivistische tendens die de kerk binnendringt. Die kritische weging maak ik mee. Tegelijkertijd vroeg ik me af of in een boek over de kerk niet ook de ervaringsdimensie van het menselijk bestaan ter sprake gebracht moet worden. Zijn beleving en ervaring alleen een bedreiging, of zouden ze ook een uitnodiging aan de kerk kunnen zijn om ”bevindelijk” te preken? Mensen snakken naar taal die onder woorden brengt wat hen bezighoudt en taal die hun existentie verbindt met die van het klassiek-christelijk geloof.
Van de Beek zoomt in dit boek in op de kernmomenten van de eredienst, te beginnen bij de doop. Want heel het kerkelijk leven is vastgelegd in de doop. De doop geschiedt aan ons, Gods werkelijkheid voltrekt zich aan ons en de geldigheid en effectiviteit van de doop zijn niet afhankelijk van ons geloof.
Van de Beeks hoge denken over de doop gaat hand in hand met zijn uiterst serieus nemen van de menselijke verantwoordelijkheid. Juist vanwege de grootheid van Gods genade is die verantwoordelijkheid groot. De doop getuigt immers van een liefde die eerder en dieper is dan onze liefde. Vanuit die grondhouding spreekt van de Beek in het alternerende hoofdstuk over de doop invoelend en bewogen over afhakers en kerkverlaters.
De preek is verkondiging van Gods grote daden en veroordeling van onszelf; en dat in de veelkleurigheid en veelzijdigheid die eigen is aan Gods Woord en de klassieke liturgische belijdenis van de kerk. Dat betekent geen correcte, maar concrete preken, die het hele leven raken. Het alternerende hoofdstuk over de preek laat zich misschien wel lezen als een kleine hermeneutiek, waarbij de vroegchristelijke belijdenissen als leesregel voor de Schrift alle aandacht krijgen. De concentratie op Christus is daarbij opvallend en biedt stof tot reflectie.
Niet gezellig
Deze concentratie op Christus blijkt ook in het hoofdstuk over de eucharistie, „de maaltijd van het eeuwige leven”. Van de Beek geeft de voorkeur aan de benaming ”eucharistie” boven ”avondmaal” omdat de eerstgenoemde aanduiding volgens hem beter de toekomstige werkelijkheid van de maaltijd in de hemel weergeeft.
De objectiviteit van het heil komt in de eucharistie volgens Van de Beek ten volle tot uiting. Daarom kan samenkomen zónder viering van de eucharistie niet. Want daar ontvangen Zijn gelovigen voedsel ten eeuwigen leven. In dit hoofdstuk valt wel op dat het spreken over het objectieve heil in Christus een massieve klank krijgt. De grens tussen objectief en objectivistisch lijkt heel dun te worden. Hoe functioneert „het toe-eigenen wat wij in Christus hebben”?
Van de Beek schrijft geen gezellige theologie. Ook al lijkt de titel van zijn nieuwste boek het tegendeel te beweren, schijn bedriegt. Het boek kan gelezen worden als een vervolg op ”Ego”, een al even tegendraads boek, dat een cultuurkritische analyse van het ”ik” bood. Het boek ”Thuis” gaat over de kerk, als plaats waar ons ego eraan moet geloven. In de kerk wordt het niet fijn of plezierig en het lezen van ”Thuis” is ook niet fijn of plezierig. De inhoud van het boek schuurt, roept soms ergernis en irritatie op, maar de liefde tot de kerk en haar traditie voert de boventoon. Ik ben dankbaar dit boek gelezen te hebben!
Thuis. Over de betekenis van de kerk, Bram van de Beek; uitg. KokBoekencentrum; 128 blz.; € 15,99