„Gevoel van onbehagen hoort bij samenleving”
Slechts 12 procent van de Nederlanders is positief over de koers van het land. Hoe kan de overheid het maatschappelijk onbehagen verminderen?
Het is niet erg dat er onbehagen is, stelt sociologe dr. Emily Miltenburg, een van de auteurs van een SCP-rapport over maatschappelijk onbehagen, dat deze woensdag verscheen. „Het sombere gevoel hoort bij de samenleving, is van alle tijden en betreft altijd de grootste groep. Het is wel zorgelijk als dit bij bepaalde groepen hoog is. Zij hebben daar hun redenen voor. Daaraan moet de overheid wat doen.”
Miltenburg definieert maatschappelijk onbehagen als „bezorgdheid bij burgers over een verslechtering van de maatschappij waar ze geen grip op krijgen. Of noem het collectieve machteloosheid. Het gaat dus niet zozeer om boze burgers die hun kont tegen de krib gooien, maar om betrokken, bezorgde mensen.” Ze maken zich bijvoorbeeld zorgen over het klimaat, de invloed van Europa of inkomensverschillen.
Gevolg van maatschappelijk onbehagen kan zijn dat mensen zich afkeren van de maatschappij, verklaart Miltenburg. Bij verkiezingen gaan ze bijvoorbeeld niet meer naar de stembus, omdat de situatie toch hopeloos is. Maar dat werkt niet bij iedereen zo. „Onbehagen kan ook een reden zijn om juist wel te stemmen, bijvoorbeeld op een rechts-radicale partij. Of mensen gaan demonstreren. Dat is een goed democratisch recht.”
Grensgebied
De bezorgdheid over de ontwikkelingen in de maatschappij is gemiddeld genomen groter op het platteland dan in de grote steden, zoals Den Haag en Utrecht. Ook zijn mensen die in het grensgebied met Duitsland wonen relatief somber. „Hoe verder van Den Haag, hoe groter de onvrede”, vat de SCP-onderzoeker samen. „Mensen op het platteland hebben vaker het gevoel dat de landelijke politiek geen oog voor hen heeft.” De onderzoeker wil echter niet spreken van een kloof tussen stad en platteland. „De verschillen tussen burgers zijn groter dan tussen gebieden. Dat konden wij mooi in beeld brengen.”
Op de kaart springt de Biblebelt er niet uit als een gebied met veel maatschappelijk onbehagen. In Noordoost-Flevoland, waar Urk en Emmeloord liggen, zijn mensen relatief somber. Op grote delen van de Veluwe is het onbehagen juist weer wat minder.
„Wij hebben niet specifiek op de Biblebelt ingezoomd, maar zien wel meer onbehagen dan gemiddeld bij cultureel conservatieve groepen”, zegt Miltenburg. Cultureel conservatieve groepen vinden bijvoorbeeld dat de eenwording van Europa te ver is gegaan, dat mensen met een migratieachtergrond zich moeten aanpassen aan de cultuur en dat Nederland te veel doet om klimaatverandering tegen te gaan.
Opvallend genoeg is er ook onbehagen aan de andere kant van het spectrum, bij cultureel progressieve mensen. „Zij hebben daar alleen andere redenen voor. Zo vinden ze dat de overheid juist te weinig doet aan het klimaat.”
Verschillende visies op bijvoorbeeld het klimaatbeleid maken het voor de overheid onmogelijk iedereen tevreden te stellen. „Waar doet de overheid dan goed aan? Als ze de ene groep tegemoet komt, raken andere mensen gefrustreerd. Je krijgt dan een soort waterbed- effect.”
Het maatschappelijk onbehagen verminderen moet geen doel op zich worden, stelt Miltenburg. „Het verschijnsel hoort bij de samenleving en heeft een signaalfunctie. De overheid dient wel te kijken naar de onderliggende problemen.”
Burgerberaad
In het rapport noemen Miltenburg en coauteur Bram Geurkink drie handvatten die de overheid kan aangrijpen om het maatschappelijk onbehagen te verminderen. Allereerst zou ze democratische vernieuwingen kunnen overwegen. Die kunnen ervoor zorgen dat burgers zich beter gehoord voelen en de gemaakte keuzes beter begrijpen. Een voorbeeld van zo’n vernieuwing is een burgerberaad. Daarbij gaan burgers onder leiding van een expert met elkaar in gesprek over bijvoorbeeld het klimaatbeleid. Een ander voorbeeld is een correctief referendum. Hierbij kunnen kiesgerechtigde burgers zich uitspreken over al aangenomen wetten.
In de tweede plaats zou de overheid volgens de onderzoekers moeten inzetten op het verminderen van ongelijkheid en achterstand tussen mensen. Ongelijkheid gaat niet alleen over verschillen in inkomen en opleiding, maar ook over toegang tot een sociaal netwerk, de ervaren gezondheid en communicatieve vaardigheden. Hoe beter mensen deze zaken op de rit hebben, hoe minder hun maatschappelijk onbehagen meestal is.
Kiesstelsel
Als derde aanbeveling roepen de onderzoekers op aandacht te hebben voor de ervaring van veel burgers dat de landelijke politiek geen oog heeft voor de regio waarin ze wonen. Die ervaren politieke kloof zou de overheid op een paar manieren kunnen dichten. Zo zou aanpassing van het kiesstelsel ervoor kunnen zorgen dat regio’s beter worden vertegenwoordigd in de Tweede Kamer. Ook kan een eerlijke verdeling van overheidsinvesteringen in voorzieningen en bedrijvigheid helpen voorkomen dat mensen in bepaalde gemeenten en provincies zich achtergesteld voelen.
Uiteindelijk gaat het om een betrouwbare en betrokken overheid, concluderen de auteurs. „Onverminderd belangrijk hierbij blijft dat ze resultaten boekt en daadkracht toont, goed luistert, het gesprek aangaat, openheid geeft over de afgewogen belangen en verantwoording aflegt. Concrete en inclusieve oplossingsrichtingen die getuigen van een visie op de toekomst en waarbij burgers betrokken zijn, kunnen helpen tegen het gevoel van maatschappelijke verslechtering.”