VO-Raad reageert geërgerd op ‘stoerdoenerij’ over lerarencontract
De VO-Raad, die het voortgezet onderwijs vertegenwoordigt, verwijt onderwijsminister Dennis Wiersma „stoerdoenerij”. Hij wil wettelijk vastleggen dat leerkrachten die goed functioneren na een jaar een vast contract moeten krijgen en dat 80 procent van de leraren in vaste dienst moet zijn. De raad wijst erop dat al in de onderwijs-cao’s is geregeld dat leraren in principe na een jaar een vast contract krijgen. „In plaats van de sector te complimenteren en tot voorbeeld te stellen, komt hij met het ‘stoere’ voorstel om het zelf te gaan regelen”, reageert de organisatie.
„De minister baseert zich daarbij op verhalen die hij hoort. Het zou beter zijn dat hij die verhalen toetst aan de feiten”, klinkt het.
Volgens een woordvoerder van de VO-Raad wekt de aankondiging de suggestie dat scholen graag met zoveel mogelijk tijdelijke contracten werken. „Je zou wel gek zijn als schoolleider”, zegt hij. „Dan moet je ieder jaar in mei weer flink op zoek naar nieuwe leerkrachten.” Volgens de raad is al 80 procent van de leraren in vaste dienst.
De Algemene Onderwijsbond (AOb) is wel positief over het plan. Voorzitter Tamar van Gelder noemt het „een doorbraak op het aanbieden van meer vaste contracten”. Tevens is het wat haar betreft „een broodnodig signaal dat goed werkgeverschap nodig is”. Dat maakt het beroep ook aantrekkelijker. Wat de bond betreft zouden deze normen ook in het hbo en op de universiteiten moeten gelden. Daar is sprake van een „veel te grote flexverslaving”.
Het voorstel kwam er op uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer. Alle Kamerleden steunden eind vorig jaar een motie van de SP waarin werd voorgesteld dat leraren die hun werk goed doen na een jaar een vast contract moeten krijgen. De regering moet dat volgens de motie regelen „indien het overleg met de sociale partners niet tot een bindende afspraak leidt”.
Volgens de vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs kunnen tijdelijke contracten soms nodig zijn. In krimpregio’s kan het bijvoorbeeld zo zijn dat een school op voorhand ziet aankomen dat er in het volgende schooljaar een of twee klassen minder zullen zijn, legt de woordvoerder uit. Hij voegt eraan toe dat scholen steeds vaker tijdelijke financiering krijgen, waardoor een soort ‘subsidieconfetti’ is ontstaan. „Met geld dat je voor een of twee jaar krijgt, kun je geen vaste krachten inhuren.”
Verder vindt de VO-Raad dat de minister zich hiermee „op glas ijs” bevindt. Het regelen van de arbeidsvoorwaarden is volgens de raad aan werkgevers en vakbonden.