Sommige demonstranten droegen neplijkkisten mee en riepen leuzen tegen de oorlog. Anderen eisten hervormingen van het kiessysteem of spraken zich uit tegen Bush’ ideeën over abortus en het homohuwelijk.

Enkele betogers slaagden erin de inauguratieplechtigheden te verstoren. Tussen Bush-aanhangers en in het zicht van de president konden de vredesactivisten van de groep Code Pink kort spandoeken ontvouwen, waarop zij een einde aan de oorlog in Irak eisten. Zij werden door bewakers weggevoerd.

Het gebied rondom het Witte Huis en het Capitool, waar Bush werd beëdigd, was hermetisch afgesloten. De naar schatting 500.000 toeschouwers mochten niets meenemen waarmee zij iemand zouden kunnen verwonden. De politie hield daar streng toezicht op met behulp van detectiepoortjes en speurhonden.

Tot meer dan woordenwisselingen met Bush-aanhangers en een incidenteel sneeuwballengevecht kwam het dan ook niet. De politie moest wel een keer naar de wapenstok en pepperspray grijpen om een groep van circa dertig demonstranten uiteen te drijven. Zij dreigden te dicht bij de parade te komen.