Rechter geeft kabinet en Kamer huiswerk mee met vonnis zaak-De Mos
Het leek een inkoppertje te worden voor het OM: de Haagse oud-wethouder Richard de Mos veroordeeld krijgen voor corruptie. Zijn vrijspraak is voor justitie een harde tik. Maar ook de Kamer en het kabinet krijgen huiswerk mee.
De verdenkingen aan het adres van De Mos leken spijkerhard. Vijf Haagse zakenmannen, zo valt aan te tonen op grond van het dossier, staken in 2018 honderdduizend euro in de verkiezingscampagne van De Mos’ partij Hart voor Den Haag. Op het eerste gezicht kregen ze daar behoorlijk wat voor terug. Toen de gemeenteraad van Den Haag de horecaverordening zo aanpaste dat meer dancings dan voorheen een nachtvergunning konden krijgen, profiteerden ook twee van De Mos’ sponsoren daarvan. De vastgoedmannen onder zijn donateurs kregen in 2018 bovendien inzage in het conceptverkiezingsprogramma van Hart voor Den Haag. Toen zij De Mos adviseerden de tekst hier en daar wat aan te passen, nam hij hun suggesties over.
Justitie achtte op grond van deze gegevens corruptie bewezen en zette hoog in. De strafeis tegen de oud-wethouder, die op 1 oktober 2019 als een boef werd afgevoerd, luidde: 22 maanden cel, een verbod van vier jaar op het mogen bekleden van een bestuurlijk ambt en een boete van 8.500 euro. Het resultaat was echter vrijspraak en met dat vonnis zette de rechter het OM flink te kijk. In de uitspraak staat dat justitie de getapte gesprekken, mails en appjes in het dossier van ruim 15.000 pagina’s louter heeft bezien „door een corruptiebril”. De rechter spreekt van een rechttoe rechtaan-visie. Dat is een mooi woord voor tunnelvisie en dus een hard verwijt.
Niet alleen het OM moet zich dit debacle echter aanrekenen, ook het kabinet en de Tweede Kamer als de wetgevende macht. Beide verzuimden tot dusver immers de regels voor de financiering van lokale partijen in de wet te regelen, hoewel de commissie-Veling daar al in 2018 op aandrong. Gevolg is dat het de rechter die De Mos’ manier van partijfinanciering moest beoordelen aan een duidelijk handvat ontbrak.
In Nederland is momenteel alleen de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) van kracht. Die bevat, zeker sinds de laatste aanscherping vorig jaar, vrij gedetailleerde regels over het registeren en verantwoorden van donaties, maar de wet geldt niet voor lokale partijen zoals Hart voor Den Haag. Om die reden komen deze partijen dus ook niet in aanmerking voor de 27 miljoen euro aan overheidssubsidie, die op basis van deze wet wordt uitgedeeld. Alleen partijen met ten minste één zetel in de Eerste of Tweede Kamer en ten minste 1.000 leden profiteren daarvan. En dus moeten Hart voor Den Haag en anderen hun eigen geldschieters zoeken, zonder dat er een wet is die aangeeft welke transparantie daarbij van ze wordt verwacht.
Het heeft er veel van weg dat het OM de zaak-De Mos mede heeft gezien als een proefproces. Een veroordelend vonnis zou immers criteria hebben opgeleverd over wat wel mag en wat niet. Maar voor dat karretje wilde de rechter zich niet laten spannen. Het ontbreken van overheidsregels voor de financiering voor lokale partijen moet niet worden opgelost met het strafrecht, zo schrijft rechtbankvoorzitter Jacco Janssen streng. Hij wilde alleen de feiten laten spreken, zonder vooringenomenheid. Inzake Hart voor Den Haag zag hij alleen „legale partijdonaties aan een startende lokale politieke partij”; een gift waarvan De Mos als persoon geen voordeel genoot. Donaties zoals Hart voor Den Haag die ontving, zijn in Nederland bepaald niet uitzonderlijk. Zakenman Hans van der Wind doneerde in 2021 1,2 miljoen aan het CDA. IT-miljardair Steven Schuurman maakte in 2020 1 miljoen over naar de D66-campagnekas. Zou het OM ook zo hard tekeer zijn gegaan als De Mos de donaties netjes en overzichtelijk had geregistreerd en publiek gemaakt? Vermoedelijk niet. Het ontbreken van regels gaf deze donatiepraktijk iets schimmigs en dat lijkt achteraf het begin van veel ellende te zijn geweest.
Er is één lichtpuntje: vorig jaar toonde de Tweede Kamer zich eindelijk slagvaardig door in te stemmen met een motie van CDA, ChristenUnie, VVD, BBB en D66. Die droeg minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken) op in de Wet politieke partijen, waarin de Wfpp per 1 januari 2024 moet opgaan, ook een grondslag op te nemen voor subsidie aan lokale politieke partijen, én duidelijke verantwoordingsregels. De minister zei dat toe.
Laat de Kamer haar vooral aan die toezegging houden en blijven touwtrekken om de komst van die wet. Dat voorkomt onduidelijkheid én rechtszaken die naar nu blijkt overbodig en zinloos zijn.